Wednesday 18 March 2009

Tir-na Nog'th/ Hans en Grietje/ Hera

Tir-na Nog’ht
Morwenna bevindt zich in een vrij groot Romeins paleis waar ook mensen wonen. Het is niet echt Romeins, meer de stijl. Een en ander doet wat priesterachtig aan, zowel de mannen als de vrouwen lopen in gewaden. De vrouwen hebben lange, donkere jurken met een diep decolleté, armen bloot en dragen een soort lange omslagsjaals van donkerpaars fluweel. De sjaals zijn versierd in allerlei kleuren stiksels, zoals zilver, goud, wit en violet. Zo ook Dulcimea, die haar lange bruine haar trouwens opgestoken heeft door middel van Japans aandoende sikkelvormige haarpinnen.
De mannen gaan in een lange mantel en dragen daaronder paarse overhemden met een hoge kraag. Ze hebben wijde mouwen, ook met stiksels. Op hun hoofden een vierkant plat hoofddeksel. De kleding is tamelijk donker. Het paleis heeft marmeren vloeren, zuilen en er zijn beelden die Morwenna niet vertrouwd. Ze zijn iets te levensecht, ze voelt zich er niet op haar gemak, sommige beelden lijken bevroren mensen. Het licht is schaduwachtig, de kleren van de beelden zijn echt gebeeldhouwd. Er zijn stille vijvers waar ze langs loopt, bodemloze vijvers. Wel zichtbare wanden en helder water, geen bodem. Er zijn geluiden van stromend water te horen, niet na te gaan waarvandaan die komen.
Ze komt in een zaal met een prachtig plafond, zuilen en beelden. Verder is het helemaal leeg. De vloer is van een soort mozaïek. Leeg, echt leeg. Ooit zal er feest zijn gehouden. Er ontbreekt iets, dat is vervelend, ze heeft daar last van. Ze kan zich niet herinneren waarom ze door dit paleis dwaalt. Ze was toch in gesprek met Dulcimea? Dan gaat er gaat een deur open en komt deze eraan. Het is zo gemakkelijk hier te verdwalen, zegt ze. Morwenna zal vast honger hebben, ze is twee dagen geleden uit het gesprek verdwenen. Volgens Morwenna is ze niet langer dan een uurtje of twee aan het rondkijken. En ze heeft honger. In het paleis is er niet echt te eten en Dulcimea vraagt waar ze normaal eet. Thuis, zegt Morwenna. En anders in een herberg. Ze nodigt haar betovergrootmoeder uit om mee te eten. Oma neemt haar aan de arm, maar laat Morwenna de weg zelf uitzoeken, ze vindt het beter als deze voorop gaat.
Ergens bij een paar buitendeuren, doet Morwenna deze open en gaat naar buiten. Het is donker, koud, guur en het sneeuwt, het gehuil van wolven is te horen. Bovendien staat ze aan de rand van een afgrond. Oma vindt dat ze rare eetgewoontes heeft, de kleindochter is in de war. Ze herinnert zich eerder in de stad een herberg tegen gekomen te zijn, er hoort toch een stad te zijn? Dulcimea vraagt of ze Rome bedoeld.
Ze gaan door nog een gang, komen bij andere deuren, terwijl Morwenna denkt aan de stad eerder. Toch mist er iets, het klopt gewoon niet. Deze keer leiden de deuren naar een trap en zien ze de stad liggen. Ze zijn gekleed als rijke Romeinse dames en gaan naar de stad, al die tijd moet Morwenna leiden, dat is beter aldus haar oma. Ze gaat op zoek naar een Romeins eethuis, uiteraard voor rijkere mensen. Er is er één niet ver van het paleis vandaan. Door een slaaf worden ze naar ligbanken aan een aanligtafel geleid. Als Morwenna zegt dat dit voor haar nieuw is, zegt oma dat ze eerder zei dat ze hier iedere dag zou komen…
Het eten is goed, de wijn ook. Oma eet en drinkt maar weinig, Morwenna eet en drinkt voor twee.

De Weglopers
Rhexenor heeft de vent gemarteld en hem eten gevoerd. Hij gaat dan wat checken. Hij onderzoekt Guillaume, die is boos en scheldt hem uit voor dief. Rhex steelt zijn geld en troeven van een paar jongelui die hij niet herkent, op de achterkant staat een serpent afgebeeld. Hij shapehift naar een slang, dat blijkt toch erg moeilijk te zijn, daar hij dit nog nooit heeft gedaan. Pijnlijk ook. Zijn rugzak is geshapeshift in zijn rug. Dit maakt hij zo goed mogelijk weer in orde, uit zijn rugzak haalt hij zijn foto en verandert terug in zichzelf. Toch voelt het een beetje verkeerd, maar wat? Hij is heel moe en gaat wat eten. Guillaume vindt hem een slechte shapeshifter. Hij mag zichzelf in zijn spiegel bekijken. Hij kijkt zichzelf aan met slangenogen en heeft een gevorkte tong. Heeft wel wat.
Rhexenor maakt het touw wat losser als hij zogenaamd controleert, gaat het bos weer in, maakt zichzelf onzichtbaar en onhoorbaar met zijn helm en doet alsof hij maakt dat hij wegkomt terwijl hij in de buurt blijft afwachten.
Uiteindelijk, na zichzelf te eten gegeven hebben met een paar bijzonder lange armen, maakt Guillaume zichzelf los en gaat weg. Rhexenor volgt op afstand, probeert zich te shapeshiften in een sneller wezen en de Feniks erbij te halen, maar in dat harnas is niet zo geweldig, hij krijgt een enorme hoofdpijn. Het wordt zelfs zwart voor zijn ogen en als hij bijkomt heeft hij een bonkende hoofdpijn. Hij zet zijn helm af, dat is veel minder heet. Hij heeft een gigantische hoofdpijn. Dat harnas irriteert en doet zeer. Shapeshift lukt niet vanwege de hoofdpijn. Als hij een poosje nergens aan denkt, wordt alles minder en normaal.
Hij gaat slapen om in de droomwereld te komen, doezelen lukt wel na wat gegeten te hebben. Dan staat hij met een ruk in een zaal van het gebouw waar was afgesproken. Paleis Amber. Het duurt even en dan arriveert Iolanthe. Ze komt hier vaker, hij ziet er raar uit. Hij bekijkt zichzelf in een spiegel, hij is perfect, stoer, knap, geeft een beetje licht, is een echte held.
Dat is heel gevaarlijk! Heeft hij ook nog met troeven zitten klooien? Ze ziet aan hem iets met troef, shapeshift, iets smerigs en Feniks tegelijk? Huh? Hij stopte de troeven alleen maar in zijn rugzak, tante Fiona gebruikt ook rustig 7 powers tegelijk? Heeft hij dan een psyche zoals Fiona? Neuh, maar al doende leert men… Zij ziet hem als half slang, een wolf, een klein jochie en een stoere held.
Dan wil hij de waarheid zien in de spiegel en ziet Dyenne die zegt: Rhexenor, ik mis je. Dan zijn dochter die ‘papa’ zegt met een rammelaartje in haar hand. Of zichzelf als stoere held. Dan gebruikt hij de Feniks om zichzelf te zijn.
Hij gaat op een stoel zitten. Hij vraagt of hij met behulp van Feniks en dromen het jonge stel kan vinden. Ze wil weten wat hij gaat doen. Hij gaat met ze praten en als ze niet luisteren, ze dwingen om te doen wat de ouderen vinden. Het zijn van die weglopers. Met Feniks powers kun je geen gemene dingen doen, het opsporen moet hij zelf doen. Hij kreeg toch hoofdpijn? Wat hij niet moet doen is 4 powers tegelijk gebruiken, hij heeft dringend les nodig. Wat wilde hij met de spiegel? Ze laat zien zoals ze hem ziet, een rare jongen met een half slangenhoofd, vastzittend in boeien en hij heeft wolvenpoten. Hij gaat maar weer terug en wordt wakker, hij is best uitgerust.
Hij shapeshift en maakt een hondenneus om het spoor van Guillaume te volgen. Hij gaat niet in een rechte lijn ergens heen. Na een poosje komt hij bij een herberg, daar is hij waarschijnlijk naar binnen gegaan. Hij snuffelt verder, hij ziet door een raampje Guillaume in een kamer zitten. Hij praat met iemand, met een meisje. Rhexenor herkent haar niet ze is erg knap. Ze geeft hem iets, zo te zien een troef, Rhex shift zijn oren.
“Misschien moet je dan maar terug gaan naar je ouders en net te doen of er niets aan de hand is.” De jongen staat op en verdwijnt door middel van troef. Het meisje zucht, staat op, kijkt uit het raam en doet dan de gordijntjes dicht. Ze lijkt aan het inpakken te zijn.
Rhexenor gaat de herberg binnen als zijnde Martin, tenslotte heeft hij op diens uiterlijk tot vervelens toe geoefend, zoals we nog maar al te goed weten.
Binnen is er een reus aan het zuipen. Hij lacht om de moppen van iemand anders. Hij ziet er stoer uit, draagt een haarband. Het meisje komt de trap af en zegt tegen de reus dat ze zullen gaan. Hij drinkt eerst zijn bier uit, zij zegt dat het hier niet pluis is. Rhexenor gaat alvast naar buiten, wordt dankzij zijn harnas weer onzichtbaar en hij volgt het stel dat wat later naar buiten komt. De reus komt waarschijnlijk van deze wereld, zij is niet van hier. Bij een kruising zijn ze uit elkaar gegaan. Hij volgt de kleinere voetsporen naar rechts en komt bij een dun draadje dat over de weg is gespannen. Hij ziet dat het meisje zit te wachten op haar achtervolger. Rhex schudt ergens aan de struiken, de reus springt tevoorschijn en hakt erop in… Uiteindelijk gaan ze vechten. Hij speelt vals, is niet alleen onzichtbaar, maar hij probeert ook de reus naar de draad toe te leiden. Deze laat zich beetnemen en struikelt over het draadje in een valkuil. Zij roept ‘Nee! Jonas!’ De reus heet dus Jonas weten we nu.

Atlantis
Ronardo staat in een koepel als 30 jarige man. Hij troeft naar Fiona op de toiletten. Ze lijkt wat minder moe, alles is goed hoor. Ze ziet er keurig uit, draagt een groen met rood pakje en rode handschoenen. Ze heeft altijd tijd voor hem. Hij wil haar door halen, liever ergens anders dan op de herentoiletten dan. Hij loopt naar buiten en haalt haar door. Ze draagt een groene rok en een rode maillot. Erg rood met groen. Waarom ziet zij er zo netjes uit? Dat doet ze toch vaker? Dit is kantoorkleding. De mannen kijken wel naar haar.
Waarom ziet Ronardo er zo stom uit? Anders herkennen ze hem. Hij is op het nieuws. Er is een ontploffing hoorbaar, de koepel dreunt. In een newsflash komt het gebeuren met Ronardo, Julian en de activisten weer voorbij, deze keer uitgebreid met de huidige situatie. Er klinkt weer een dreun. Mensen beginnen weg te rennen. Intussen showt Ronardo de muur. Fiona lijkt de huidige toestand wel aan te staan. Het lekt hier en daar, er is niemand meer in de koepel.
Hij wil weten waar de poort heen gaat. Hij vertelt hoe en wat ze al hebben uitgevonden. Zij wil de tekening op het politiebureau zien, het bureau is in rep en roer, ze lopen overal gewoon langs en gaan de cel binnen. Hij laat de tekening zien, ze raakt deze aan met een blote hand.
Ze kunnen proberen om de poort open te krijgen of proberen om Moyra te volgen. Ze weet niet of één van deze voornemens gaat lukken. Dan liever door de poort, besluit hij. Weer naar de koepel die op barsten staat. Ze raakt de muur aan, onderzoekt en mompelt iets en er komt licht vanaf. Het is geen Patroon, ook niet helemaal Troef en er hoort muziek bij. Ronardo raadt haar aan iets met Feniks te doen. Even niet, zegt ze. Hij neuriet het deuntje en er verschijnt een opening. Dat is gemakkelijk, ze heeft er alleen energie ingestopt, de energie die er hing sterker gemaakt. Hij vraagt met welke power of welk item, dan kan hij het een volgende keer zelf. Een mengeling van Troef en conjuration en nog iets, zegt ze. Ze sloot aan op haar eigen projecten om ergens macht vandaan te halen. Hij laat de hond zien, ze aait hem, de hond hapt. Ze is echter niet bang, op aanwijzing van haar zoon krauwt hem dan achter zijn oren, ze praat tegen hem alsof het een kind is.
Ze gaan door de poort, achter hen horen ze het gerinkel van de instortende koepel. Zij maakt een barrière achter hen. Weer horen ze een aantal explosies.
Ze komen uit in een lange grijze tunnel die door het niets loopt. Een lange lange tunnel, moeder en zoon hebben alle tijd om bij te praten. Zo vertelt hij dat hij, Rhexenor en Morwenna indertijd met Dworkin door een tunnel zijn gegaan om in Amber te komen.
Dit loopt tussen Schaduw door, vertelt ze hem. Blijkbaar maken dat soort wezens een verbinding met poorten. Het verhaal dat hij vertelt over de muzikant klinkt als rattenvanger van Hamelen. Ze heeft in meerdere schaduwen wel eens zoiets gehoord. Ze weet niet waar ze uit gaan komen. Hij vertelt wat hij heeft gemaakt in Huis Amblerash. Ze is zowel trots als geschokt, een mech in een Troef is heel erg heftig! En dat voor Huis Amblerash? Ai! Hij probeert het een beetje te bagatelliseren door te zeggen dat hij en Henry heel voorzichtig zijn geweest, maar om bepaalde redenen stelt dit haar niet bepaald gerust.
Fiona maakt zich overigens wat zorgen, als ze ergens uitkomen waar ze niet zomaar wegkomen, hebben ze een probleem. Ze legt uit dat een hoofdschaduw Aarde is en dat er een aantal verzamelingen Aardes zijn. De wand tussen de Schaduwen is dunner als ze veel op elkaar lijken. Dan is er meer ruimte voor andere gebeurtenissen. Soms is er een groepje Schaduwen waar een gat in zit, waar iets speciaals tussen zit, zoals de Toren van 12 Werelden en de Fontein.
Aan het einde van de tunnel wordt hem gevraagd om Rufus tegen te houden. Het is een rare tunnel, het is haar onbekend hoeveel tijd ze hebben. Ze haalt een stafje ergens vandaan dat ze er doorheen duwt en terug haalt. Magie lijkt daar misschien werken. Ze denkt dat Troef er niet werkt. Hij steekt een blaster erdoorheen, die een lading verbruikt blijkt te hebben. Dat werkt dus ook. De tunnel stort in en ze komen uit zijn de buitenkant van een berg, uit een rotsblok gestapt. In een ander rotsblok is een brandgat van de blaster te zien. In het zand zijn een heleboel voetsporen, ze lopen op een bergpad. In het verhaal van de rattenvanger was ook iets met een berg, zegt Fiona. Ze volgen het pad. In de verte zien ze een dal, er staan wat huisjes. Ze volgen het pad dat daarheen loopt en komen bij een dorpje uit met lieflijke huisjes van vakwerkbouw. Er zijn wat mensen die wat verrast lijken te zijn door hun aanwezigheid. En midden in het dorp staat een standbeeld van een meisje met groen haar. Ze is levensecht.

Tir-na Nog’th
Dulcimea vertelt dat ze niet veel bezoekers krijgen. Over het beïnvloeden van gebeurtenissen zegt ze dat invloed in principe gaat door keuzes te herkennen op bepaald moment en dan andere keuzes te maken op dat moment. Soms, als je er in slaagt op een bepaald moment aanwezig te zijn waardoor je keuzes van andere mensen kunt beïnvloeden, kun je gebeurtenissen ook beïnvloeden. Vanuit Tir-na Nog’th, het paleis kan ze zich bemoeien door iemand te waarschuwen, door iemand iets te laten zien of iets te doen wat indirect invloed heeft van een afstand. Gemakkelijk is bijvoorbeeld dat je een gebeurtenis volgt door een bepaalde lijn te pakken en dan kom je daar uit. Je komt bij een bepaalde persoon uit, deze wordt neergeschoten vanaf een dak. Het kan dan bijvoorbeeld zijn dat het slachtoffer toevallig even naar het dak kijkt. Of er komt iemand anders voorbij. Of er ligt een gouden munt op straat en het slachtoffer bukt zich om deze op te rapen. Het wordt moeilijker als de gebeurtenissen zich buiten een stad bevinden of overdag plaats vinden of op zee.
Je gaat langs de lijnen van het maanlicht, je komt uit bij gebeurtenissen die door maanlicht beschenen worden. Als je heel goed bent, kun je daarvan afwijken. Het zijn waarschijnlijkheden, dingen die hadden kunnen gebeuren. Ingrijpen is een risico, ook voor jezelf. Als je iets beïnvloed zodat je er zelf niet meer bent is toch een probleem… hoewel, je bent er toch niet.
Eén van de redenen dat ze hier zitten is, dat zolang ze hier blijven en zijn, ze er buiten vallen. Ze begeven zich niet tussen de andere wezens. En ze krijgen hier weinig bezoek. De meeste hebben geen geduld. Zij houdt zich bezig met een aantal dingen. Zoals met een lijn die zich uitstrekt van het begin van de tijd tot ver in de toekomst. Een lijn die er niet hoort te zijn, die van buiten onze tijd komt. Deze probeert ze na te pluizen. Er zitten niet teveel vertakkingen in, doch de lijn is moeilijk te volgen door lengte. De lijn komt uit op een moment.
Ze is niet zo bekend met Amber en Hoven, er zijn daar een aantal personen die best machtig zijn.
Wat als er plotseling een nieuwe serie Huizen zou verschijnen met hun eigen Macht, zoals nog een Huis Amber. Waarna onmiddellijk de oorlog begint die ons allemaal ten onder zou richten? Dat is wat er gaat gebeuren in de toekomst. Ze weet niet hoe het ontstaat. De lijn heeft heel weinig aftakkingen en momenten waarop deze te beïnvloeden is en houdt ineens op. Dan gaat deze lopen in de lijnen van haar en Morwenna. De lijn komt van voor het begin van onze tijd. Er zijn wat heel vreemde zijlijnen en dat heeft ook met Morwenna te maken. Morwenna is steeds ergens waar iets niet klopt, zelfs voor Tir-na Nog’th begrippen klopt het niet. De gebeurtenissen zijn zeldzaam, ze raken aan die lijn. Als er iets heel onwaarschijnlijks gebeurt, wat eigenlijk niet kan, zoals tijdreizen gecombineerd met iets dat niet kan. Dan gaat het raken of kruist het. Dan is Tir-na Nog’th ook zichtbaar bij zonneschijn. Op sommige werelden ontstaat een zonsverduistering en Tir-na Nog’th ontstaat overdag.
Haar minnaar (Oberon) was er erg in geïnteresseerd, hij was iemand die wel geduld had en de tijd nam, hij was erg serieus, had ook frivole trekken echter. Tevens melancholische buien, een heel bijzonder iemand. Men zegt dat hij dood is, doch zijn lijn loopt door.
Morwenna is haar directe familie en die lijn volgt ze, ze vindt dat interessant. Over het gebeuren met Lorrayne heeft ze een vermoeden. Er is iets gebeurd waardoor ze is verdwenen in plaats van doodgegaan. Haar lijn maakt een soort van sprong. Dat gebeurt wel vaker, zegt Dulcimea terwijl ze Morwenna strak aankijkt. Dat zit in haar familie, in de nazaten van Dulcimea en het is ontstaan met Lorrayne. Hoe precies weet ze niet. Ze woonde niet hier, ze is hier wel opgegroeid en op een dag kwam haar vader haar halen en deze wilde niet luisteren naar rede. Dulcimea en Lorrayne hebben elkaar nadien gezien in het verborgene. Ze kwam wel eens langs, één of twee keer. En ze ontmoette Lorrayne voordat ze geboren was. Dit komt Morwenna bekend voor, zij ontmoette een zoon van haar ook ruim voor diens verwekking en haar vader heeft haar moeder ontmoet voordat ze elkaar voor het eerst ontmoetten.
Dulcimea zegt over Julian dat ze deze niet zo goed kent, maar de wouden waar hij een band mee heeft, hebben een dergelijk effect. De combinatie van Tir-na Nog’th en Amber maakt dat er dingen gebeuren die onwaarschijnlijk zijn. Oberon zei dat langs de lijn waar een soort oerexplosie is geweest, recht over die lijn, de kans het grootst is dat er onwaarschijnlijke dingen gebeuren. Er stond een stad langs die lijn waar Tir-na Nog’th als eerste is ontstaan. Deze is gevallen en versplinterd. Hij zegt dat de mensen hier zijn ontstaan, Dulcimea denkt hier geboren te zijn. Hij zegt dat het niet het geval is. Het feit dat zij haar ouders niet kent, bewijst niet dat ze hier niet geboren is, vindt ze. Van zichzelf zegt Oberon ook ontstaan te zijn en niet geboren. Wat de kinderen van Lorrayne betreft: ze zijn allemaal dood. Donnal en Judith, de echtgenoot van Judith en één van hun dochters zijn allemaal vermoord. Dat heeft ze kunnen zien en niet kunnen voorkomen.
Haar zoon en dochter leven allebei waarschijnlijk nog. Er is een aantal malen geprobeerd hen ook te vermoorden, als Lorrayne niet was verdwenen, was ze vrij zeker vermoord geweest. Dulcimea heeft haar niet kunnen vinden. Het moorden heeft iets te maken met Oberon en iets met de roodharige oom. Brand ja. Ze denkt dat mijn twee donkerharige ooms er ook veel mee te maken hebben, Eric en Corwin.
Het kan zijn dat ze door verschillende partijen zijn vermoord, mogelijk allemaal door Corwin. Of door Oberon, Brand of Eric. In een enkel geval heeft Caine zelf dingen georganiseerd om zijn dood in scène te zetten.
Er zitten vreemde sprongen in de lijnen van Amberieten die niet kloppen. Ze zegt dat Morwenna Caine heeft gered. Morwenna zegt dat ze toen niet alleen was, maar dat maakt voor Oma niet uit, Morwenna was daar op een eigenlijk onmogelijke manier. Amberieten zijn machtig en kunnen dingen die anderen niet kunnen. Zoals het feit dat Morwenna nu in Tir-na Nog’th verblijft. Misschien is dat voor haar niet zo moeilijk, maar het is onwaarschijnlijk.
Vreemde dingen gaan pas in gang gezet worden op het moment dat Morwenna Patroon loopt. Ze gaat terug naar de oorsprong van die wereld. Dat is het beste en dat zal dan gebeuren. Dan maakt ze waarschijnlijk een sprong. Als ze ergens anders heen gaat, is het onbekend wat er zal gebeuren. Het ligt eraan waarheen ze gaat. Als ze het Patroon nu loopt, gebeuren er andere dingen. Dulcimea gebruikt het Patroon op andere manier, ze heeft er last van. Ze gebruikt de aanwezigheid, meer de kennis van de invloed. Ze ziet dat Morwenna een sterke band heeft met Patroon, dat had Lorrayne ook. Ze had er een hele sterke band mee, ze dacht dat het haar zou beschermen tegen haar vader. Dat zei ze toen ze haar ontmoette. Haar vader nam haar mee toen ze een jaar of 10 was en had plannen met haar. Ze was niet blij met de plannen. Ze was bang voor hem. Als minnaar was hij heel geschikt en begrijpend, romantisch. Die melancholische buien waren soms moeilijk, dan verwachtte hij dat zij dingen voor hem deed om op te vrolijken, zoals zijn rug masseren, of voor hem dansen.

De Weglopers
Rhexenor lacht spottend en wordt zichtbaar. Het meisje reageert geschokt, 'Martin' probeert haar te overtuigen dat hij alleen maar de troeven terug kwam brengen die neef Rhexenor had gestolen. Ze bekijkt hem verbaasd, Martin ziet er heel anders uit dan ze zich kan herinneren, wat heeft hij vreemde kleding aan! 'Martin' zwamt een heel verhaal bij elkaar over zijn neef die één of ander stel achterna zat en toen ene Guillaume bestal en nu hem, 'Martin' dus, alles op laat lossen. Ze kijkt hem wantrouwig aan, hij helpt Jonas uit de valkuil. Er schuilt toch wat waarheid in dat gezegde: ‘wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in.’
Het meisje wil weten waarom hij hen achtervolgt en hoe die neef van hem aan de troeven komt. Ze stelt zich voor als Edwina Amblerash. En ze kent wel een Martin, maar dat is een Amberiet met heel ander haar en oorbellen. Waar heeft hij dat harnas vandaan? Ook de helm komt haar bekend voor. Hij zegt deze ooit van Jurt gehad te hebben. Ze bekijkt de troeven die hij haar net gegeven heeft en doet iets met één van de kaartjes, of hij daar last van heeft? Nee hoor, moet dat dan? Dat kaartje zou degene die het gestolen heeft moeten vervloeken. Ze laat het hem zien, een nepkaartje waar een pipo de clown op staat. (nee, niet Random)
Ze zegt dat Huis Amblerash heel oude tradities heeft die hij als Amberiet niet zal kunnen begrijpen, daar Amberieten mogen trouwen met wie ze willen. Er is er zelfs eentje officieel met een keukenmeisje getrouwd. Zij, de jongeren , hebben geholpen het stel te verstoppen. Er is namelijk een regel die zegt dat je na een aantal weken kunt trouwen met degene die je hebt ontvoerd. Ze moeten er alleen maar de Hogepriester van het Serpent bij halen… (is dat niet toevallig iemand van Amblerash? Hoezo probleem…)
Ze vertrouwt 'Martin' nog steeds niet, vraagt zelfs wie hij echt is. Hij schrijft de naam Martin op een briefje en geeft het aan haar. Dan vraagt hij wie de Hogepriester van het Serpent is.
Nu is ze helemaal achterdochtig, die Martin van Amber zou dat namelijk wel weten. Of heeft hij misschien teveel gesnoven weer? 'Martin' beweert niet aan drugs te doen. En hij heeft ook geen idee waarom zijn neef de kaartjes terug wil geven. Hij vraagt wat Edwina en Jonas aan het doen waren. Gewoon, een eindje wandelen door het bos. Jonas kijkt verbaasd, maar we gingen toch… Edwina snoert hem de mond.
'Martin' wil met ze mee, hij verveelt zich te pletter en heeft problemen in zijn flat. Wil hij zich ermee bemoeien en mee helpen het stel te beschermen? Hij vertelt dat Rhexenor vertelde over een reus die een evil gebaar maakte en dat hij werkelijk iets van magie gebruikte.
Ze vragen naar neef Rhexenor en 'Martin' laat de foto zien die hij op zak heeft. Jonas vindt hem onbetrouwbaar en lelijk, een lafaard. Het meisje vindt hem wel knap, ze weet ook van hem dat hij aardig is, Jonas vindt hem achterbaks. 'Martin' zegt dat ze samen gereisd hebben, hij beweerde dat er iets interessants was met een stel dat was weggelopen.
Edwina kijkt weer bedenkelijk, hij ziet er nog steeds niet helemaal uit als de Martin die ze zich herinnert. En is het niet een beetje vreemd dat hij met een foto van Rhexenor op zak loopt? Hierop geeft 'Martin' wijselijk geen antwoord, hij zegt alleen tegen Edwina dat ze, wanneer ze Rhexenor tegenkomt, hem wil vragen wat er met zijn appartement gebeurd is? Wil ze wel doen. En mocht hij nu die Rhexenor tegen komen, zeg hem dan dat hij vervloekt is.
Dat is dan afgesproken. 'Martin' neemt afscheid en gaat terug, Jonas gooit de kuil dicht en vervolgt zijn weg met Edwina.
'Martin' wordt opnieuw Rhexenor en maakt weer een hondenneus. Zijn opgevouwen hondenstaart jeukt in zijn broek. Hij volgt het stel – in dit geval Jonas en Edwina – op ongeveer een half uur afstand. Hij loopt een heel eind over het bospad, af en toe rent hij snel de struiken in wegens een passerende handelaar en hij heeft geen zin om tekst en uitleg te moeten geven over zijn uiterlijk. Ergens verlaten ze het grote pad en volgen ze een kleiner paadje. Dan komt hij op een open plek. Het geurspoor is er nog steeds, hij merkt ook op dat ze ergens met takken hebben geprobeerd sporen te wissen. Hoe lief! Het geurspoor gaat een klein bospaadje op. Weer een draadje over de weg, niemand in de bosjes dit keer en de sporen gaan door. Hij loopt om het draadje heen. Dieper en dieper het bos in. Het wordt geuriger en geuriger. Weer een open plek, meteen wordt de nieuwe geur verklaard. Er staat een schattig huisje, dat geheel voldoet aan Rhex’ ideaalbeeld. Een dak van peperkoek, een schoorsteen van zuurstok, dropveters als kozijnen, de muren van chocoladekoekjes… Ja echt, en het is geen sprookje!
Rhexenor klopt aan de deur met de klopper van drop, een oud mens steekt haar hoofd naar buiten.
“Knibbel, knabbel, knuisje… ben jij soms op zoek naar iets of iemand? Als je voor Hans en Grietje komt, ben je net te laat.” Ze laat hem het huisje binnen en wijst op de oven waar rook uit komt. Die hebben hier pannenkoeken gebakken, ze weet van geen andere mensen. Hij stelt zich voor als Rhexenor, zij is Hannah de Heks. Er is iets niet pluis met dit bos, normaal staat er een heel ander bos om haar huisje. Maar nu hij er toch is, ze heeft iets lekkers te eten voor hem. Daar heeft Rhexenor wel oren naar, hij heeft best veel trek. Op het roepen van Oma komen Hans en Grietje eraan, ze hebben net pannenkoeken gebakken.
Na een uurtje vreten zit Rhex aardig vol. Hij staart lodderig naar de koekdeur, maar heeft niet zo’n honger meer. Oma zou het fijn vinden als het huisje weer terug gaat naar de oorspronkelijke omgeving. Tja, dat kan hij niet, daar is eigenlijk een Logrusgebruiker voor nodig. Ze heeft geen zin hier te blijven, straks krijgen ze heksenjagers op hun dak. Hans, degene die het meest praat, vraagt waarom Rhex zo’n vreemde neus heeft… Rhexenor wordt weer normaal. Oma doet streng tegen Hans, er is niets aan de hand met die meneer. De kinderen hebben het meisje en de reus gezien, oma blijkt nogal kippig en krijgt een brilletje overhandigd. Nu pas ziet ze Rhex echt. Zie je wel dat er niets vreemds aan hem is? Moet ze wat voor hem betoveren? Hij geeft oma een volgesnoten zakdoek, waar ze koek met groene krenten van maakt. In dit huisje kennen ze geen honger, Hans en Grietje zijn aardig bol. Oma ziet 2 of 3 of 4 curses op hem. Ze steekt haar vingers op, dat zij 2 curses dus. Een dikke en een kleine. Nee, die kan ze niet weghalen. Ze heeft culinaire magie gedaan, ze is gespecialiseerd in snoep en banket. We zouden dat nooit geraden hebben.
Hij gaat weer, hij krijgt een jute zak vol snoep mee voor onderweg. Dan komt ze terug met pop fris, lekker om op te drinken. Ook geschikt als wapen, zegt Hans, hard schudden en gooien. Grietje heeft een lelijk litteken vanwege het glas. Oma legt nog eens uit dat het niet de bedoeling van deze flesjes is om ze als wapen te gebruiken. Zou meneer Rhexenor er echt niet voor kunnen zorgen dat het huisje weer terug gaat naar waar het hoort?

Het ‘Paradijs’
Er lopen mensen op het plein en ze zijn verbaasd als ze Fiona en Ronardo zien. De laatste hoeft zich niet terug te veranderen, daar troef hier niet werkt, het effect van zijn laatste troefgebruik verdween toen hij hier binnen kwam. Fiona loopt om het beeld heen, haar conclusie is dat ze bevroren is. Dat is wel lekker rustig zo, zegt Fiona. Ronardo is het met haar eens, ze zouden haar zo mee kunnen nemen. Er zit een vogel op haar hoofd die wordt weggejaagd.
De dorpelingen zijn allerlei soorten mensen en wezens. Er loopt een man met wit haar en een brilletje rond en heeft een zwaar Duits accent. Ronardo vraagt hem in het Duits wat er gebeurd is. Ze zijn hierheen gebracht door een soort zwerver. Hij is Albert (Einstein, weet Ronardo). Hij komt aan met een theorie die net niet klopt, denkt Ronardo. Hij begint met de man te praten over de atoombom, maar dat kan niet, volgens Albert. Atomen zijn te klein. Ronardo weet hoe het echt zit, maar ach, wat maakt het uit.
Eens in de zoveel tijd komt de zwerver met een nieuw iemand in het dorp of bij het meer hier verderop. Daar zijn waterwezens. Er wonen een heleboel wezens hier in het dorp en de omstreken. Sommigen al heel lang. Ze worden niet ouder, ze hebben geen honger en dorst. Ze verbouwen wel eens iets voor de smaak, maar het is niet echt nodig. Het is alsof de tijd voor ze stil staat. Zij, Moyra dus, verscheen hier plotseling en probeerde hen hier weg te krijgen. Ze was bezig met iets, een gate zou ze maken. Daar was ze mee bezig toen de zwerver kwam en deze heeft haar bevroren.
Ze zat hier al heel lang. Ze weten niet hoe haar uit de bevroren staat te halen. Magie en techniek werken hier, maar elektrische schokken werkten niet op het beeld. Albert wil eigenlijk wel terug naar huis, zijn theorie publiceren. Ronardo schrijft de goede theorie op een briefje. Daar moet Albert over denken. Hij vertelt dat er een klein jochie is met hele grote laarzen. Die laarzen zijn wel twee meter hoog. Er is ook iemand die denkt dat hij de leider is. Wie is het machtigst?
Er is een heel goede militaire leider die heel erg slim is. Alexander. Diens moeder heeft altijd gezegd dat hij in staat is tot grootse dingen. En er zit hier ergens een godin, een vet mens dat moppert. Een huishoudgodin, Hera.
De zwerver komt wel eens langs, vraagt dan hoe het is met een theorie, naar een bepaald schilderij en of andere dingen af zijn en gaat dan weg. Ja, soms is iets af, maar dan moet het opnieuw worden gedaan. Ene Leonardo vertelt Ronardo dat hij het perfecte schilderij moet maken, maar wat moeite heeft de glimlach goed neer te zetten.
Er zijn geen wezens die beweren van de Eenhoorn of de Feniks zijn. Er is wel een Eenhoorn ergens.
Ronardo vraagt wie het meest weet van de omgeving. Misschien de zwerver en dat meisje op het marktplein. De laatste was bezig het uit te zoeken. De zwerver leek een beetje boos. Er is niemand die zijn gezicht heeft gezien, hij heeft een welluidende muzikale stem, alles klinkt heel logisch als hij het zegt. Hij speelde op zijn harp en ze was een standbeeld.
Fiona kijkt naar het beeld, ze zegt dat het echt Moyra zelf, hij vertelt wat ze aan het doen was en wat voor wereld dit is. Ze vraagt belangstellend of er misschien Amberieten zitten? Meer dan zij tweeën dus?
Er is wel iets met dat standbeeld valt Ronardo nu pas op. Ze heeft geen buik. Hoe lang heeft ze hier gezeten? Echt een duidelijk antwoord krijgt hij niet, dag in dag uit en alle dagen zijn hetzelfde.
Ronardo vraagt naar kinderen. Leonardo zegt dat Hera een heleboel kinderen schijnt te hebben. Ronardo vraagt dan of hij weet of Moyra een kind heeft gekregen? Kan zijn, daar houdt hij zich niet mee bezig. Maar hij wil hem begeleiden naar de godin Hera. Fiona blijft achter om het beeld nader te bestuderen.
Verderop in het dorp is ze te vinden, een hele dikke dame zit buiten haar huis op een bankje met een baby op schoot. Ronardo is nieuwsgierig of het kind groen haar heeft of rood haar (zelf is hij blond, waarom die optie niet? Of zwart, zoals opa Oberon?). Het kind is echter kaal. En ja, het is zijn kind, dat kan hij zo zien. Hij buigt naar de godin, die humeurig reageert. Zo, de vader komt eindelijk opdagen, zo zijn die mannen. Hij heeft zijn vriendin in de steek gelaten, hij heeft haar niet getrouwd. Hera heeft ook zo’n vent, deze noemt zich soms Zeus. Die gaat ook met andere vrouwen. Ronardo zegt dat hij zijn vriendin ontzettend trouw is. De godin is niet onder de indruk. Eigenlijk was ze vroeger een godin, nu alleen nog maar Hera. Haar doel is hier weer weg te komen. Hij vraagt zich af wat ze hier doet. Ze heeft hier geen macht. Er volgt een discussie of je beter man of vrouw kunt zijn, die uiteraard door geen van tweeën wordt gewonnen. Ze moppert dat ze hier dik en vadsig is, in haar wereld is ze mooi. Hij vertelt dat er verhalen over haar worden geschreven. Ze hoopt niets dan goeds. Ze heeft gehoord van iemand dat er een tekenfilm is uitgebracht waarin Hercules plotseling haar zoon is. Ze is een Griekse godin. De allerslimste hier is een Chinees. Deze is briljant. Of nee, dat is net veranderd door hin komst. Zij zijn samen de slimste die hier zijn, ze vraagt zich af of die andere (Fiona dus) zoveel slimmer is dan hij.
Zijn vriendin is een aardig meisje, ze kreeg alleen niet echt hulp. Ach, dat is dan niet anders dan waar dan ook. Hera heeft af en toe op de baby gepast. Ze is een druktemakertje hè, de vriendin dus, de baby is lief. Hera heeft Moyra door de bevalling heen geholpen.
Ronardo ziet dat het een mooie baby is, hij vraagt hoe ze heet. Hera zegt dat Moyra met de naam wilde wachten tot Ronardo er was. Aardig hoor. Dat doen ze echt niet allemaal.
Is hij de rechtmatige vader? Het is een heel lief kind met babyblauwe ogen (wat wil zeggen dat de oogkleur nog kan veranderen naar bijvoorbeeld bruin zoals beide ouders hebben), ze is twee of drie weken oud en echt helemaal kaal. Ze kijkt helder uit haar ogen en ze lacht naar Ronardo, hij lacht terug.
Hera vertelt dat het kind groeit en ze wordt gewoon ouder. Misschien dat het ‘niet ouder’ worden niet van toepassing is op kinderen, al is Klein Duimpje daar de uitzondering op. Ronardo houdt de baby vast. In de bossen is er een witte eenhoorn, deze heeft magie. Haar man kan geen genoeg van seks en vrouwen krijgen, het moet lang geleden zijn dat hij een eenhoorn zag, als hij deze al ooit gezien heeft.
Moyra was hier gekomen op zoek naar een waterwezen waar ze over sprak, een soort van genezer. Nu hoeft dat hier niet zoveel. Socrates leeft hier ook. Ronardo vertelt alles over kasteel Amber. Zij eten Ambrosia. Daardoor worden ze onsterfelijk en krijgen macht. Amber is een afspiegeling van het Oerpatroon. Hij legt uit over de Patronen en waar ze zijn. Dan vertelt hij over Chaos en hoe dat eruit ziet. Daar woont de vijand. Zij hebben de titanen als vijand. Titanen zien eruit als monsters. Zoals Kronos. Er zijn een paar Chaosieten die stabiel zijn. Die zijn machtig. Ze moorden elkaar uit. Zoals Athene en hun buren, om de eer. Ze hebben dat opgelost door de Spelen te introduceren. Vanuit Oerpatroon ontstonden Schaduwen, meerdere werelden waar je op leeft. Haar echtgenoot leeft ook op meerdere werelden. Ze heeft een zoon die heel goed is in magische voorwerpen maken. Ronardo laat zijn troeven zien. Zij hebben een maquette waarop ze poppetjes verplaatsen en zo kunnen ze de wereld bekijken en macht uitoefenen op een figuurtje. Of een schip laten vergaan. Zeus en zij zijn de baas. Eigenlijk zij. Haar lastige dochters luisteren niet naar haar, ze heeft rare familieleden en lastige zoons.
Hij denkt dat het Patroon een beetje werkt hier en legt wat uit over patroonmanipulatie. Hij houdt meer van dingen onderzoeken. Hij doet haar denken aan zoon Hephaistus en zijn metalen uil die kan vliegen en denken. Ook is er een onzichtbaarheidshelm en een hamer om bliksem uit de wolken te slaan. Hij vertelt over organische technologie. Zij heeft eens een vrouw vervloekt die aan haar man zat, Medusa. Ze is heel goed in veranderen en vervloeken, volgens haar is hij niet vervloekt. Ze denkt dat een vervloeking van haar niet zo goed zal werken op hem. Misschien kan hij gewoon met dat meisje trouwen, daar moet een goed moment voor zijn, vindt hij. Er zijn er hier een paar die verstand hebben van muziek, zelfs een dove vent.

Quotes:

“Tante Fiona gebruikt rustig 7 powers tegelijk. Waarom heb ik dan problemen terwijl ik er maar 4 tegelijk gebruik?” -- Rhexenor
“Heb jij dan een psyche zoals Fiona?” -- Iolanthe

“We kunnen Moyra volgen of we kunnen uitzoeken waar de poort op uit komt.” -- Fiona
“Liever de poort” -- Ronardo

“Je hebt een Mech in een Troef verwerkt voor Ambelarsh? Dat is heel heftig!” -- Fiona
“Dat valt mee. Pappa en ik waren heel voorzichtig…” – Ronardo

“Moyra is bevroren. Dat is wel lekker rustig zo.” -- Fiona
“Inderdaad. We zouden haar ook zo mee kunnen nemen.” -- Ronardo

Thursday 5 March 2009

Een weggelopen stel/ Yamato/ Tir-na Nog'ht

Een vraag van de GM aan de spelers:
“Wat zou je graag willen doen?”
Jarl (Rhexenor) zou graag het verhaal met de Deep Ones af willen ronden. Verder zou het leuk zijn als er iets met Heiron zou worden gedaan en met technomancie.
Rutger (Ronardo) wil ook graag dat met de Deep Ones afronden en tevens graag iets met powers mee willen maken.
Lizet (Morwenna) heeft een hele lijst met ‘to do’ dingen (bekend bij de GM) en het verhaal met de Deep Ones komt zo’n beetje onderaan.


Weer verder met de verloving.

Elysium
Er is eindelijk wat muziek, er is een soort orkestje van mensen met een doedelzak, een harp en een vreemde piano. Mensen drinken en na de taart worden er koekjes rondgedeeld. Er is een grote schaal vol, echter nog maar eentje over als Rhexenor aankomt. Jurt heeft de rest in zijn zakken gestopt, glijdt uit en alle koekjes gaan over de grond.
Oleg staat bij groot vat bier waar hij voortdurend zijn glas aan het bijvullen is. Drinkt stevig en snel achter elkaar. Hij herkent Rhexenor echter nog wel.
“Jij bent Machiavelli.”
“Nee ik ben Rhexenor, het neefje van je nicht.”
Oleg kijkt verward.
“Ik bedoel van je halfzus,” verbetert Rhexenor zichzelf.
Oleg lijkt nog steeds niet te weten waar hij het over heeft.
“Morwenna!”
“Oh, mijn zus!” snapt Oleg eindelijk. Wat een waardeloze kutverloving is dit! En dat voor mijn enige zus! Dat jij dat hebt toegestaan!”
“Ik vind het ook maar een vreemd gedoe, maar had niets te zeggen in de zaak.”
“Wat is dat voor aanstaand shithuwelijk! Als zij een vriendin van je is, laat je haar toch niet met die droogkloot trouwen!” Dit alles gaat alweer op luide toon.
“Hij is inderdaad een enorme droogkloot,” beaamt Rhexenor. “Ik snap er niets van, ze is mysterieus bezig, maar vertelt me niets. Hoe is het met de stoommachines?” probeert hij het onderwerp te veranderen.
“Het gaat wel,” mompelt Oleg. Hij is behoorlijk dronken, wankelt, stoot mensen drank uit hun handen. Rhexenor probeert hem weg te voeren voordat hij problemen zal krijgen, maar desondanks stoot Oleg de drank uit Gilva’s handen, die daar niet van gediend is. Ze schreeuwt tegen hem, slaat hem op zijn gezicht, Oleg valt om en blijft liggen. Gilva begint dan te ruziën met Rhexenor, ze verwijt hem dat hij Oleg dronken heeft gevoerd. Rhexenor deelt haar mee dat hij zich niet de les hoeft te laten lezen door haar, waarop ze hem vraagt of hij haar uitdaagt? Nee, en hij neemt het ook niet aan in geval zij dat doet. Gilva is woedend, schopt de bewusteloze Oleg nog eens in zijn zij en gaat dan weg.
William komt Rhexenor te hulp, samen leggen ze Oleg op een van de slaapkamers, waarbij William vertelt dat Gilva een taart van een wijf is, maar kun je anders verwachten van een demoon.

Rhexenor vindt de Hounds agressief, William vindt dat ze de juiste mentaliteit hebben, ondanks zwarte kleur. Ze hebben namelijk een witte houding.
“Je hoeft er niet bang voor te zijn, zullen we er eentje opzoeken?”
Rhexenor heeft daar geen trek in, hij heeft het niet zo op met dieren. William snapt dat hij daar niets aan kan doen als halve Chasoiet zijnde.
“Wanneer gaan we weer werken aan het project?”
“Ik heb negen maanden straf eerst,” zucht Rhexenor. Hij vertelt dat hij een ring heeft gestolen, dat het was voor Corwin.
“Er is niemand die me ooit troeft,” vertelt William. “Ik hoor niet echt bij de familie. Jij en Morwenna troeven me nooit, Ronardo een enkele keer. Morwenna heeft het druk, zo schijnt het.” William kijkt afkeurend. “Alleen die Flora neemt soms contact op.”
“Wat een geluk voor jou,” zegt Rhexenor lichtelijk jaloers. “Ze troeft me nooit van ‘wil je even se… eh zeilen met me.”
“Ik heb een peet die ik bijna nooit zie. Ze heeft ook iets engs, ze is niet helemaal lekker. Er is iets raars met dat mens. Verder heb ik verhalen gehoord over je moeder… rot voor je. Vraag mijn hulp als je me nodig hebt.”
“Hmm, ik moet weer naar Chaos.”
“Lijkt me interessant, die Chaosieten zijn slap. Kan ik meteen grote schoonmaak houden als ik daar ben. Ik kan ze aan. Ik veeg gewoon de vloer aan met die Mandor. Wat een watje en hij is helemaal niet aardig, heb je die kop gezien! Maar we moeten maar weer naar beneden, er zijn vast nog andere lui die zich misdragen.”
Voordat hij gaat controleert Rhexenor hoe het met Oleg is. Deze slaapt, blijkbaar heeft hij erg veel gedronken in korte tijd. Gilva is goed in vechten, er is niets aan Oleg te zien.
Eenmaal beneden gaat hij naar Morwenna, die net terug is van een gesprekje met Benedict en in de war lijkt te zijn.
Rhex vindt dat ze goed gevochten heeft en vertelt waar en waarom Oleg slaapt. Ze vraagt hem naar de legers en hij wil daar wel voor zorgen. Jurt en Julia komen tussendoor afscheid nemen, ze hebben veel te doen, al ziet Jurt eruit dat hij nog lang niet weg had gewild.

Rhexenor probeert erachter te komen waarom Morwenna zich met Mandor heeft verloofd anders dan de politieke redenen. Hij wordt echter niet veel wijzer, ze beweert dat het geen kwaad kan, dat zij en Mandor elkaar niet in de weg zullen lopen. Hij zegt dat Mandor saai is en dat ze hem geen type lijkt dat zo trouw is in Amber dat ze dat soort dingen doet. Ze had dan ook kunnen trouwen met ene Herman.
Zij zegt dat Herman niet van haar stand is, een ambassadeurszoontje. En als ze Amber kan helpen door deze stap te zetten, zal ze dat doen voor het belang van Amber en de vrede.
Rhexenor zoekt naar Dyenne, die in gesprek is met een onbekende Chaosiet. De baby is moe, ze moeten ook gaan. Ze nemen afscheid.
Het was een interessant feest. Mandor zegt dat Rhexenor altijd welkom is, hij heeft gehoord dat hij de legers komt trainen. Nee, dat kan hij beter niet aan het aankomende echtpaar overlaten, die weten niet wat ze ermee aan moeten. Nee, Morwenna ook niet, al is ze de dochter van Julian. Mandor wordt zelfs kortaf.
“Ik heb geen tijd om legers te trainen en Morwenna ook niet. Dus het is afgesproken dat jij het komt doen. Als je weinig tijd hebt, train dan iemand die orders kan geven. Het was leuk om je te zien, vooral je lieflijke dame.” Hij geeft Dyenne een handkus, die daar wat verbaasd en verlegen over is. Als ze weggaan, draait het kindermeisje zich nog eens om liefjes naar Mandor te lachen.

Ze lopen over de weg naar Amber en praten nog wat na. Amalia vond het een leuk feest met interessante mensen. Ze heeft een afspraakje gemaakt met Despil.
“Die wil iedereen in zijn bed hebben,” zegt Dyenne.
“Natuurlijk niet, hij is een prins en tovenaar.”
“Hij was zó brutaal. Rhex had hem bijna in elkaar geslagen. Hij werd handtastelijk en alles.”
“Ik was helemaal niet van plan hem in elkaar te slaan,” zegt Rhexenor. “Maar Despil is niet erg betrouwbaar. Misschien hou je het wel een week uit met hem.”
“Hij leek me heel netjes.”
“Dat is hij niet,” zegt Dyenne. “Ik ben een getrouwde vrouw.”
Amalia kijkt vragend.
“Nou dan,” voegt Dyenne er aan toe alsof alles nu duidelijk is.
Ze lopen op de weg terug naar Amber, daar stappen ze in de koets en worden ze naar het paleis gebracht. Naar het landgoed moeten ze troeven. Dyenne wil naar huis, Amalia wil het landgoed zien. Dus ze gaan naar het landgoed en zijn weer thuis. Er volgt een gezellige avond met vrouw en kind.

Amblerash
De volgende dag neemt hij afscheid na het ontbijt en troeft naar Anastasia. Ze haalt hem door, ze is in uniform en functie. Ze gaat hem voor naar een gebouw waar een soort stal is waar woest uitziende demoonpaarden staan.
Na een lange weg komen ze bij een soort kasteel. Groot, grijsbruine steen, er is niemand, alleen wat lichtjes en het is tegen de avond. Door iemand in een mantel worden de paarden naar een stal gebracht.
Dan worden Anastasia en Rhexenor naar een kantoor geleid en begroet door een oudere man met grijzend donkerbruin haar, doordringende bruine ogen en een baard. Hij is niet groot, 1 meter 65, draagt een licht geruite broek en jasje, een donker hemd en een stropdasje. Dit is Jerome.
Anastasia is beledigd als ze door hem wordt weggestuurd.
Rhexenor wordt uitgenodigd te gaan zitten en intussen worden er papieren bekeken. Hij is inderdaad Rhexenor van Amber, zoon van Deirdre van Amber en Nicolas Hendrake.
“Zozo. Je hebt een straf gekregen en een onderdeel is dat je de familie Amblerash leert kennen.”
“Ik hou me niet bezig met politiek.”
“Er staat hier iets met luchtschepen… Je hebt meegedaan met een actie in Huis Jesby en daarom ben je nu hier. Het lijkt erop dat je veel doet voor andere mensen en bijna niets voor jezelf.” Hij grinnikt om het keukenmeisje in het dossier.
“Jullie hebben een dochter? Nog eentje op komst?” Hij kijkt Rhexenor vragend aan.
Hij is wel van plan om meer kinderen te nemen, woont op een landgoed in de Gouden Cirkel, heeft niet veel gedaan het verder op te bouwen en heeft een kat rond lopen op landgoed dat afluisterapparatuur sloopt. Hoe Jerome dat weet? Gewoon goed gegokt. Maar ze doen hun best om dingen zeker te weten. Deze afdeling is ervoor dingen op te sporen.
“We hebben begrepen dat je een niet afgeronde training bij je oom hebt gevolgd. Je oom denkt dat het allemaal geheim is… dat is de oom die denkt dat hij troeven van Chaosieten kan afluisteren en denkt dat wij dat niet weten. Amberieten zijn heel naïef. Wel gevaarlijk ja, daarom houden we ze goed in de gaten. Heb je verder geen vragen?”
“Hoe weet U dat allemaal?”
“Kwestie van goed opletten.”
“Sommige dingen kunt u niet zomaar weten, zoals dat er een kind op komst is.”
“Dat met dat kind was een vraag. Dat met de kat was een gevolgtrekking. Over de luchtschepen hebben we gehoord.”
Jerome komt uit een klein dorpje uit de buurt van Amblerashways en is opgegroeid bij de minst opvallende tak van Amblerash, net iets belangrijker dan personeel. Zijn familietak is niet erg op de voorgrond, doet niet op politiek en er zijn weinig aanslagen geweest. Het vak heeft hij van zijn vader leren kennen, deze had veel verstand van spionage. Zijn vader kreeg een ongeluk, een opdracht die uit de hand liep en hij nam het van hem over. Hij runt het instituut hier, een wijd vertakte organisatie.
Er is iets aan de hand, het is de bedoeling om het zo stilletjes mogelijk onder de mat te vegen, helaas zijn niet alle Amblerashes zo stil… Het wordt steeds moeilijker het huidige probleem op te lossen. U heeft belangstelling voor samenwerken, misschien heeft U interesse om deze opdracht voor ons te doen. Als het bevalt, hebben we er later allicht meer.”
“Dat lijkt me leuk, ik wil wel weten waar het over gaat.”
Hij geeft de belofte om het niet verder te vertellen en Jerome pakt wat papieren uit een laatje. Hij laat Rhexenor een foto van vrolijke jongeman zien met heel dure kleding aan. De jongeman lacht op de foto, heeft donkerblond haar en blauwe ogen.
“Dit is Rodney, hij hoort bij de jongere generatie Amblerashes, misschien meer van jouw generatie. Hij is van de tak die zich met politiek bezig houdt, maar is jongste zoon daar. Hij is een jaar of 18.
Hij kwam een jongedame tegen.”
Op de volgende foto staat een vrolijk jong meisje, met rossig haar, een wipneusje, gekleed in een shirtje en gympies.
“Dit is Mayna, de jongste dochter van de familie Mason. Die famlie is heel gewoontjes in de Huizen van de Hoven, onbelangrijk zeg maar. Huis Amblerash is voornaam en staat hoog aangeschreven. We hebben regels, we eten met mes en vork een lamskotelet en zij eten met hun vingers een frietje mét. Kelder Mason is daar het hoofd.
Rodney is verliefd geworden op dat domme wicht, heeft gevraagd of hij met kan trouwen. Hij is uitgehuwelijkt aan iemand anders en nu zijn Rodney en Mayna er samen vandoor gegaan. Alle andere Huizen gaan ons daarom uitlachen, het is een schande. Hij heeft echter zijn sporen grondig gewist en we willen niet dat dit bekend wordt. De Masons zullen het ermee eens zijn dat dit wordt opgelost, want Huis Mason wil ook geen ruzie met Huis Amblerash. Jammer dat Rodney zo aan zijn hart toegeeft, je moet er niet zomaar vandoor gaan vanwege een meisje.
Dit alles slaat niet op jou, maar hij zou beter moeten weten. Je opdracht is hem terug te halen.”
“Ik ga mijn best doen. Het klinkt interessant.”
“Het is niet de bedoeling om iemand om laten komen. Wij sluiten hem op tot hij netjes getrouwd is. Hij kan dat meisje dan gewoon als minnares nemen.
Wij Amblerashes zijn niet zo nauwdenkend, zoals trouw zijn binnen het huwelijk. De Eer van de familie komt op de eerste plaats. We helpen je natuurlijk.”

Elysium
Ik ga naar Fiona, die alleen aan een tafeltje zit. Ik schuif even aan. Ze is wat afwezig. Ik vraag om een gesprek. Waarover? Patroon. Ik wil haar een dringende vraag stellen.
W gaan al die trappen weer op en bovenop de toren krijg ik een doordringende blik, ik wordt er wat nerveus van en ik voelde me al niet zo geweldig. Ik zeg dat ik vragen heb over Patroon, omdat ik naar mijn mening redelijk ver ben daarmee, iets dat zij in twijfel trekt. Ik vraag hoe Patroon werkt als je zwanger bent.
Ze loopt wat op en neer. En kijkt naar me.
“Dat is nog maar de vraag. Wat je al al gedaan met Patroon?
Ik vertel over het omvormen van werelden, over de staf die ik gebruikte op een wereld, over versnellen en terugdraaien van tijd… ze vindt het minder dan niets, ik weet er dus niets van. Ik weet niets van wat iedereen weet en had verwacht dat ik allerlei dingen had uitgezocht daarover.
“Wat weet je van Patroon zelf? Je hebt het gelopen, zelfs het Oerpatroon? Je bent al die tijd aan het rommelen, je hebt er niet aan gedacht om advies te vragen aan iemand die er wel verstand van heeft?” zegt ze cynisch en ik voel de verontwaardiging al naar boven komen.
Ze vindt dat ik aan het rommelen ben met Patroon. Het is wel handig en ik zal er niet mee stoppen.
“Ik heb nog niets gehoord dat klinkt alsof je een expert bent.”
“Ik heb niet gezegd dat ik dat ben.”
“Dan moet je misschien ophouden met rommelen en klooien. Er zijn daar al genoeg van die dat doen. En je moet maar antwoord geven op de vraag. Je kunt niet gewoon wat aanklooien.”
Ik heb genoeg van alweer een betweterende Amberiet die me ter verantwoording roept en loop richting trap, met de bedoeling om maar weer verder te ‘feesten’.
“Je kunt niet zomaar weg lopen,” zegt Fiona. “Dit zijn vragen waar je ooit antwoord op zal moeten geven. Probeer het nog eens. Voor iemand die zo ambitieus is komt er maar weinig uit.”
“Ik heb geen zin om iedere keer antwoorden uit mijn ooms en tantes te moeten trekken. Ik stel een vraag en ik krijg een verwijtenreeks. Ik heb daar geen zin in.”
Degene van wie ik les heb gekregen, daar was geen zinnig antwoord uit te krijgen. Maar ik gaf niet op. Ik heb ervoor gevochten, ik heb nog twee broers die vinden dat ze beter zijn dan een vrouw. Vrouwen worden niet hoog aangeslagen binnen de familie.”
Ik laat me de les lezen en wil toch weg.
“Is dat wat je wilt? We zijn tenslotte toch hier, dus waarom geef je geen antwoord! Er zal toch een bepaald soort wilskracht achter zitten als je dit soort vragen stelt?”
Ik zeg dat ik dus weinig weet van Patroon. Ik heb er wat gelopen, inclusief het Oerpatroon en nee, wist niet dat het gevaarlijk is dat te lopen als je niet voldoende weet van Patroon.
“Je wilt erop doorgaan, maar je hebt niet genoeg doorzettingsvermogen om uit te zoeken wat je aan het doen bent precies,” dramt ze door. Ronardo zeurt ook altijd zo door, realiseer ik me.
Ik vertel dat ik het Oerpatroon niet gevaarlijk vond en daar mensen heb gezien.
“In Tir-na Nog’ht kun je mensen zien. Ik zou dat meteen wantrouwen. Dat is gevaarlijk. Wie heeft je daar gebracht?”
“Doorgehaald door Ronardo die daar met Dworkin aan het kletsen was. Ronardo is weggestuurd door Dworkin. Later heb ik het gelopen.”
Uiteindelijk vertel ik de schaarse info die ik heb van Patroon. Het helpt je je vorm te behouden, schaduwreizen, manipuleren, Patroon heeft te maken met bloed van Amberieten en herkent je als Amberiet, enzovoort. Ja, het Patroon lijkt ook iets te willen, maar ik weet niet precies wat.
“Wat wil het Patroon. Op het moment dat je daar niet op voorbereid bent, loop je ernstige risico’s. Ik snap niet waarom je me wilt spreken en me vervolgens geen antwoord geeft op mijn vragen.”
“Misschien wel omdat je toch geen tijd hebt om om je bezig te houden met de vragen van domme nichtjes.”
“Het is anders niet voor niets dat je hier staat en over een week gaat trouwen met Mandor Sawall. Het voelt aan als gemanipuleer van Patroon. Dat trouwen met Mandor Sawall is heel vreemd, het grenst aan een grote onwaarschijnlijkheid. Er is daar iets gebeurd bij dat Oerpatroon en daarom staan we nu hier. Het zijn gevaarlijke toestanden waar het Patroon je in brengt, in feite ben je een verlengstuk van het Patroon zelf. Als je Patroon loopt en je staat open heb je een groot risico dat je gemanipuleerd wordt door Patroon en andersom. Niemand heeft dat onderzocht wat het patroon met je doet.
Oppervlakkig gezien is wat je zei over het bloed van Amberieten waar. Als een niet-Amberiet het loopt, wordt deze vernietigd, gewist of deze persoon ontploft. Het Patroon doet iets, het daagt je uit. Waarom is er geen ritueeltje om je te kunnen herkennen als familielid? Wat is het Patroon? Het is destijds gemaakt om ervoor te zorgen dat Schaduw niet nog verder versplinterde er was iets bezig dat ervoor zorgde dat alles uit elkaar viel en Patroon en Logrus zorgden voor een bepaalde veiligheid. Het verklaart een heleboel dingen niet, alleen de macht die Patroon heeft over Schaduw.
Het is levend en heeft eigen intelligentie. Het werkt samen met de Eenhoorn of is dat een manifestatie is van Patroon? Anderen zeggen dat Dworkin dat is. Dan de afkomst van mijn vader. Zou deze zijn voorgekomen uit die manifestaties?”
“Ik heb daar iets anders over gehoord.”
Ze gaat daar niet op in, praat verder.
“Sommigen denken dat het lekker gemakkelijk is. Als je het loopt zonder er bij stil te staan wat ze doen. Om teug te komen op je vraag: ongeboren kinderen kunnen zich niet verweren. Het Patroon maakt ook een soort kopie, wie heeft daar opdracht voor gegeven? Wie verzint dat? Je kunt er gebruik van maken, als je iets zou gebeuren, kun je terug gaan naar situatie toen je net Patroon liep. Dat kan dan een rare toestand opleveren als je toen zwanger was. Het Patroon heeft een eigen realiteit. Als je die aan je op laat dringen, dan gebeuren er dingen waar je geen vat op hebt.
Misschien vindt je sommige dingen prettig, er kunnen ook dingen gebeuren die je niet kon overzien. Ik heb mijn eigen theorie: het Patroon is bezig bepaalde mensen te koppelen. Ik weet niet waarom maar dat is wel het geval. Waarom? Mijn vermoeden is dat het Patroon op zoek is naar iets, een bepaalde eigenschap, een bepaalde familielijn, een persoon die het kwijt is of zoiets.
Als je het loopt, zul je een ongeboren kind moeten beschermen.”
“Hoe doe je dat?”
“Ik heb ooit een tip gekregen van Dworkin. Stel je een schaakbord voor, zorg er dan voor dat je niet de pion bent. Pionnen worden uitgeruild, geslagen, en dergelijke.”
Ik bedank haar voor de informatie en vertel alvast waar ik het een volgende keer over wil hebben. Ze komt even terug op de Logrus, waar ik ook niets van weet. Ze spreekt over twee helften van balans, er zijn opbouwende krachten en erosiekrachten. Logrus staat voor de laatste, Patroon voor het eerste. Het is een mix, een balans, een geheel. Zij denkt dat er teveel Patronen zijn gemaakt, dus Logrus overcompenseert, zij denkt dat de laatste dus gevaarlijker is geworden juist, dat heeft gevolgen voor bepaalde Schaduwen die al onstabiel waren. Er moeten duizenden jaren overheen gaan voor ze weet wat de effecten zijn, ze denkt dat de werelden onstabieler zijn geworden, extremer.
Dat van de werelden waar ik steeds kom, kan daar niets mee te maken hebben, daar weet haar broer meer van.

Atlantis
Ronardo staat in een grote koepel met Frost en Julian en Rufus en twee andere honden.
Hij kijkt naar de muur. Het heeft niet dezelfde vorm als wanneer hij zijn ring gebruikt, het heeft een boogvorm, misschien heeft er een deur gezeten, jarenlang. Alsof deze nu weg is.
Hier wonen allemaal landmensen. Een mannetje loopt met een apparaat langs prullenbakken. Hij kijkt angstvallig naar de honden. Mag dat wel?
“Heeft er ooit een deur gezeten in deze muur?” vraagt Ronardo hem.
“Nee. Hoewel, het lijkt erop. Is me echter nog nooit opgevallen. Het is ook niet schoon te poetsen. Moet het worden overgeschilderd? Dit is een muur in de buitenwand. Toen ik nog jong was, las ik veel science fiction, teleportatie deden ze ook in films, maar dat was nep. Deden ze met armbanden en radio’s.” Een teleporteur zou hij gezien hebben.
“Is U iets anders opgevallen?” vraagt Julian.
“Praat hij ook?” probeert de man lollig te zijn. Julian kijkt hem streng aan.
“Wat moet me zijn opgevallen? Wel muziek ja. Er was zo’n zwerver die muziek stond te spelen. Had een harpje en een hele menigte om zich heen verzameld. Zo’n rommel als deze achterlieten… de man zag eruit als een zwerver, hoedje, mantel, gekleed in oude vodden. Hij zat bij die verbleking. Zelfs de lui uit het water kwamen erbij staan. Hij weet niets van een ontvoering. Die waterwezens zijn barbaars, kunnen niet praten. Komen wel eens uit het water om iets te ruilen.”
Is er iemand die al die onderwaterlui kent? Er is een onderzoeksinstituut en er wordt uitgelegd waar dat is.
“Gooi geen rommel op de grond. Die vieze beesten laten rotzooi achter. Haren, poepen op de vloer.” “Dat doen ze niet en ze eten uitsluitend mensen,” laat Julian hem weten. De man maakt dat hij weg komt.
Bij het onderzoeksinstituut spreken ze een wetenschapper met een witte jas aan. Op sommige planeten zijn honden, weet hij, maar wist niet dat je ze mee mocht nemen. Ze zijn illegaal?
Ronardo vertelt over wat hij heeft vernomen.
“Je bedoelt toch niet dat vervelende wicht? Dat irritante wijf? Die hebben we gewoon gearresteerd. Een poosje geleden alweer, ze was lastig. Ze is de leider van een milieu beweging.”
“De leider van die vismensen is kwijt.”
“Moeten ze maar opletten.”
“Heeft U nog iets raars gezien?”
De muziek van de vreemdeling klonk goed.
“U kunt me inhuren, we hebben lichtgevend zeewier ontdekt en we zoeken mensen.”
“Ik ben niet geïnteresseerd.”
“Heeft U een brochure?” vraagt Julian. De man is enthousiast en geeft Julian een folder. Dan gaan ze weg.
“Ze is niet op deze schaduw,” weet Ronardo zeker.
Toch gaan ze informeren bij de politie. Er zit een mooie dame achter de balie. Ze kijkt vriendelijk tot ze de honden ziet. Hebben jullie daar een vergunning voor? Natuurlijk. Ronardo overhandigt de papieren en vraagt naar het meisje.
Ze heet hier Sandra, heeft een schelle stem en kan vreselijk schreeuwen en heeft een agent gebeten. Toen hebben ze haar in de cel gegooid. Er komt eindelijk iemand borg betalen en ze worden voorgegaan naar cel 31. De cel is leeg. Dat kan niet, de gevangene is ontsnapt. Ze is niet vrijgelaten.
Er wordt een opsporingsbevel opgemaakt. Eten kreeg ze allang niet meer, de persoon die dat regelde dacht dat het zo hoorde.
Ronardo en Julian gaan rondneuzen in de cel. Rufus ook. Op de muur is een tekening van een boogje waar een man met een harpje en een hoed staat. Naast hem een andere, bijna naakte man die samen door de deur gaan, verderop een meisje die daar naar kijkt.
Verder is er niets te vinden. Er zijn meer tekeningen, van vrijende stelletjes tot aan vogels en vissen. En streepjes om dagen te tellen. Er is een bed wat je uit kunt klappen, zo ook wat meubeltjes, een vieze wc en dergelijke en een wastafel. Ze hebben wel een doos me spullen van haar. Gymschoenen onder andere en een pakje kaarten. Troeven dus. Die mag Ronardo allemaal hebben. Er is ook een smerige dolk bij.
Het is gewoon een tekening. Julian merkt ook niets, vindt de taal nogal grof op de muur. Met de tekening is wel iets, denkt Ronardo. Geen troef of Patroon… hoewel, het lijkt wat op Patroon. Het voelt vreemd aan. Hij krijgt slaap en dan gaat het gevoel weg.
“Misschien zit ze vast in een droom.”
“Is het de bedoeling dat je in slaap valt?”
De tekening is boven het uitklapbed. Hij gaat zitten op het bed, raakt de tekening aan en valt in slaap.
Hij staat in een grote hal, de muziek is er weer en allemaal mensen gaan erheen. Zelf wil ze er ook heen, ze kan zichzelf verzetten. Als hij zijn spiegelbeeld ziet, heeft hij groen haar en is een meisje, hij is Moyra. Mensen staan bij een zwerver en achter hem verschijnt een deur in de muur, hij pakt één van die natte mensen, gaat de deur door en is weg, iedereen is in de war. Er klinkt een fluitje, mensen komen haar arresteren. Ze bijt iemand in zijn hand en scheldt ze uit voor schoften, fascisten en erger en zit dan in de cel. Ze kan niemand bellen en haar kaartjes krijgt ze niet. Ze besluit om achter die figuur aan te gaan en hij is weer wakker.
Hij beschrijft alles aan Julian.
Dan moeten ze uitvinden hoe erachteraan te gaan, Ronardo denkt zijn hulp nodig te hebben. Julian is moe, wil nu liever ergens overnachten en eten. Hij bedankt de poltiedame, betaalt de borg en ook schadevergoeding. Voor de rest moeten ze rekening sturen naar Ronardo’s appartement.
“Vast een leuke vriendin,” denkt Julian.
“Ik denk dat ze erachteraan is gegaan. Misschien door middel van dromen.”
“Ik weet niet hoe dat werkt. Mogelijk kunnen we op een andere manier haar volgen? Ze is achter de zwerver aangegaan blijkbaar. Als ze de deur zou hebben gebruikt, hadden we iets gevonden. Nee, ze kan geen Patroon hebben gebruikt, Rebma figuren kunnen geen Patroon. Daar moet je Amberbloed voor hebben. Het Patroon kan alleen door Amberieten gelopen worden. Nee, de koningin van Rebma kan het ook niet stiekem hebben gelopen. Ze heeft een zus die met Random is gegaan, maar die pleegde zelfmoord. Die kon ook geen Patroon.”
“Martin wel en is een halve Rebmaan en er is iets met hem. Er is ook iets met Random,” zegt Ronardo. “Brand had Random nodig en nam in zijn plaats het bloed van Martin.”
“Jij bent degene met de Brandband. Je mag hem wel hè.”
“Hij doet normaal, hij heeft een plan.”
“Hij wil dat we meedoen met zijn waanzinnige plan en dat komt er op neer dat de hele wereld wordt vernietigd, inclusief Patroon. Wat zou je doen als het gaat lukken? Als je het overleeft ben je niet meer degene die je was en de vraag is of je dat wilt.”
Ronardo vertelt over de Old One die schizofreen is. Als je het wilt overleven, kun je als hen eindigen, denkt Ronardo. Morwenna zei dat ze hier niet thuis horen, weet Julian, dus ze moeten maar dood. Dat ze proberen terug te komen kan een soort van hobby zijn, al klinkt het meer als een obsessie.
Het eten is hier overigens goed. Het lichtgevend zeewier kan dat niet zijn, dat is chemicaliën of radioactief. Ongezond.
Ronardo begint over lichtgevende konijnen.
“Zoiets doe je niet. In Chaos wonen er veel die dat doen, ze moeten dan scherpe tanden hebben en klauwen en tien keer zo groot zijn.”
Genen aanpassen vond Ronardo wel interessant.
“Ziektes komen voor in Chaos,” zegt Julian. “Sommigen hebben een ziekte waardoor ze verdampen of veranderen in blubber. Lastig als je gesprekspartner wegdruipt. Hoe minder Chaosieten hoe beter. Als ze nu de meeste Chaosieten op die manier afmaken zijn we er vanaf. Ik vind het niet erg om Chaosieten uit te roeien. Samenwerken hebben ze een keer gedaan, toen bleek er een Amberiet achter te zitten, dat kunnen ze niet zelf. Maar je hebt nu mengelmoesjes, het probleem gaat niet meer over met Chaos. Mijn eigen dochter gaat er met één. Ik heb op het punt gestaan om hem aan mijn zwaard te rijgen.”
Ronardo zou zoiets ook doen. “Ik zou helemaal flippen als mijn dochter zoiets deed.”
“Ik ben er nog steeds boos om. Maar Morwenna heeft een eigenwijze en sterke wil, dat heeft ze vermoedelijk van mij. Jij lijkt ook op je moeder. Is je vader uitvinder? Is hij een Amberiet? Er is wat met hem, mijn honden reageren op hem.”
“Verre familie van Amber,” denkt Ronardo. Hij vertelt over de troeven die hij met zijn vader heeft gemaakt.
“Je vader is een technisch iemand?”
“Mijn moeder is ook wel technisch.”
“Ze tovert toch enzo?”
“Ze is niet hetzelfde als Merlijn.”
“Ik ken mijn roodharige broers niet goed. Bleys is een vechtersbaas, hij heeft aan bepaalde Chaosieten meer een hekel dan aan andere. Mij maakt het niets uit. De teentjes van Bleys zijn nogal gevoelig, maar jij ligt nogal goed bij hem. Benedict heeft Martin een poos opgevangen. Met mij gaan ze niet zo om, dat kan me niets schelen. Flora is de familiezieke bemoeial, komt zich bemoeien met je.”
“Mijn moeder doet dat ook.”
“Misschien vinden jullie jongeren ons ouderen ontzettend irritant vanwege onze levenservaring. Ik kan me voorstellen dat die dochter van Benedict niets van hem wil weten. Morwenna komt ook nooit met me jagen, ze heeft niets met honden, heeft ze ook niet zelf.”
“Belachelijk van haar. Ze houdt zich alleen maar bezig met dat stomme paard en die valk.”
“Het is anders een heel bijzonder paard. Iets anders dan Morgenstern. Dat is meer een oorlogspaard.”
“Paarden zijn saai. Ik vind het interessanter een tijger te berijden.”
“Het is zo jammer dat Morwenna niet in de bossen is opgegroeid,” zegt Julian mijmerend. “Ze komt niet met me jagen. Jij zal ook niet met je moeder experimenten doen.”
“Wel eens gedaan, maar ze vraagt het nooit.”
“Morwenna vraag ik heel vaak of ze mee wil komen. Ze heeft het wel eens gedaan hoor, maar heeft nooit meer tijd.”
“Ze maakt ook geen tijd.”
“Maak jij dan tijd voor je moeder?”
“Ja hoor, als ze me vraagt, dan doe ik dat wel.”
Ze zitten in een eethuisje, bij het raam en zien af en toe vissen voorbij zwemmen. Een meisje en man komen binnen, het meisje staat opvallend om zich heen te kijken, de jongeman, donkerblond haar, 1.80 meter en groene ogen komt hun kant uit. Hij draagt blauwige, soepele kleding. Hij blijft staan als hij de monsters ziet. Julian slaat geen acht op de jongeman.
“Ben je ooit mee geweest om experimenten te doen met je moeder? Hebben jullie nooit samen projecten gedaan?”
“Niet echt. Meer met Bleys en Brand.”
“Stel iets voor aan je moeder, dat zal ze leuk vinden. Ik geloof dat Morwenna meer met haar moeder doet. Dat landgoed van Rhexenor heeft ze toch ook geregeld is ze daar heel vaak…”
Ronardo kijkt naar het meisje, zij heeft donkerbruin lang haar, draagt ook blauwige kleding met groen erin.
“Je gaat Rufus nu zelf trainen? Kun je beter buiten doen, niet hier.” Hij geeft hem een boekje waarin de passages zijn onderstreept hoe hij het beest zelf heeft getraind.
De jongeman trekt hun aandacht. Julian kijkt verstoord op, de honden beginnen te grommen. De jongeman deinst achteruit. Julian zegt tegen honden kop te houden, dat doen ze. De jongen wil Ronardo even spreken. Hij krijgt een briefje met een adres. Dan gaat hij terug naar het meisje en samen vertrekken ze uit het restaurant
Ronardo eet af en Julian deelt mee dat hij een hotel gaat zoeken. Ronardo zegt dat hij ook hun appartement kan overnachten. Is ook goed. Liefst had Ronardo gewild dat hij ook ee zou gaan naar het opgegeven adres, maar zijn oom is van mening dat hij beter alleen kan gaan. Uiteraard mag hij troeven als er iets is. Julian moet wat mensen spreken…

Ronardo belt aan bij de voordeur van een flatje. De jongeman doet open, kijkt of Ronardo gevolgd is en vraagt hem binnen. Deur dicht, sloten erop. Hij volgt hem naar een kleine woonkamer. Hij biedt iets te drinken aan, hij neemt zeewierwijn, de jongeman zelf ook en gaat dan zitten knikken.
Het is heel belangrijk. De jongen stelt zich voor als Janno Frins. Vaag komt de naam Janno hem bekend voor, waarschijnlijk genoemd door Moyra.
“Moyra heeft je een keer genoemd.”
“Ze heeft het ook over jou gehad en ik moest naar jou als ze niet te bereiken was. Ze schijnt in de gevangenis te zitten. Niet meer? Het maakt niet uit dat ze er niet is. We hebben haar nodig. Het is dringend. Misschien dat U kunt helpen?” Hij leunt naar voren, het gaat over ‘de beweging’.
Ronardo heeft wel eens iets gehoord over de milieubeweging.
Janno legt uit dat zij de jonge garde zijn, van radicale actie. Niet zoals die ouwe lui die niets doen. Er moet iets gaan gebeuren, harde actie tegen Yamato foods and kennels. Er worden folders tevoorschijn gehaald over gezond worden van het eten van walvisvoedsel.
“Ze slachten die beesten, dat is moord, schandalig!” Ze hebben een vergunning gekregen nog meer walvissen te mogen afslachten, Moyra weet de contactpersonen en ze weet ook waar de bommen en wapens zijn. Als hij helpt gaan ze actie ondernemen, het bedrijf opblazen en de onderzeeërs. En de walvissen redden natuurlijk. “Moyra zei dat we U wel konden vertrouwen.”
“Ik ga niet in dit soort rare acties meedoen.”
“Walvissen zijn intelligente wezens. Die kun je toch niet afslachten?! Vissen zijn niet intelligent. Ze kunnen mooi zingen enzo. U kunt ons helpen, dat zou Moyra ook willen. Ze zal het niet leuk vinden als de walvissen worden afgeslacht.
Bent U iemand die gewoon een stukje vlees wil hebben en niet weten waar het vandaan komt?
Het eten van walvisvlees is allang niet meer nodig.”
Nog meer folders en papieren worden erbij gehaald en Janno kijkt wanhopig.
“Moyra is onze leider geworden en zei dat we U konden vertrouwen. U wilt ons toch wel helpen.”
“Ik zal Moyra gaan vinden, ik ben haar kwijt.”
“Morgen worden ze afgeslacht.”
“Dan is dat maar even zo.”
“En die arme walvisbabies dan?”
“Dan gaan die ook dood. Weet je waar die bommen zijn?”
“Nee, maar U kunt het regelen. U bent toch een zoontje van een rijke president ergens?”
“Ik kan wel die lui omlullen dat ze dat niet doen. Ik blaas echter niemand op.”
Janno heeft liever zekerheid. Moyra heeft het druk gehad. Ook zegt ze vaak dat de Watermensen worden uitgebuit, maar dat vindt de milieubeweging minder belangrijk.
Ronardo vertelt wat hij weet van Moyra, ze was een email aan het sturen, hoorde een deuntje, er is iets gebeurd en ze is verdwenen. Hij weet niet precies wat er gebeurd is, maar ze is hier niet meer.
Waarschijnlijk zal ze niet blij zijn als hij haar redt. Ook heeft hij begrip voor die lui van Yamato, het is waardeloos als hun spullen worden opgeblazen.
“We moeten het wel weten of u helpt, anders gaan we morgen zonder wapens. Sommige walvissen zijn misschien 1000 jaar oud.”
“Weet je waar hun baas woont?”
“Ze zijn allemaal verhuisd sinds de aanslagen. Terwijl we niemand hebben vermoord.”
“Jullie vermoorden hun mechanica.” Ronardo legt uit een wetenschapper te zijn…
De jongeman probeert hem te overtuigen. Moyra wil een project om met walvissen te praten, maar dat wordt niet gefinancierd. Janno spreekt over zielige babyoogjes als de ouders vermorzeld zijn tot blikvoer.
“Wij staan voor hogere wezens en iedereen is corrupt. Misschien moeten we het politiebureau overvallen dan hebben we nog wapens.”
Misschien is hun kantoor nog open. Ronardo wil gaan praten. Het Heilige Boek wordt opengedaan en hij krijgt een granaat mee voor onderweg… eh voor op het hoofdkantoor.

Hij gaat de flat uit, denkt toch dat hij even iets zag. Hij let goed op nu, kijkt goed om zich heen. Op weg met de metro ziet hij iemand die hij eerder heeft gezien, die jonge vrouw. Ze doet of ze hem niet kent, ze leest een boek.
De trein stopt bij de goede halte, hij stapt uit en loopt naar het kantoor. Hij wordt nog steeds achtervolgd door de jongedame, die nu naar een winkel staat te kijken. Hij spreekt haar aan. Ze let op hem, ze moeten hem redden als hem iets overkomt.
Binnen zit er een keurige jongedame bij de receptie.
Hij wil met de baas praten. Ze zijn bijna gesloten. Misschien met een manager van dienst.
“Ik wil de baas, niet een manager. Waar is de baas?”
“Meneer Yamato komt hier nooit, bestuurt het bedrijf vanaf planeet Yamato.”
Dan die manager maar. Hij heeft geen afspraak, hoewel… Hij probeert met Patroon wat te manipuleren, hij heet Ronardo. Natuurlijk heeft hij een afspraak.

Elysium
Ik bedank Fiona en stommel al die trappen weer af. Ik ga nog eens kijken hoe het met mijn broer is. Deze ligt KO, heeft een blauwe plek op zijn hoofd. Hij haalt adem.
Weer naar beneden, de gasten beginnen te vertekken. Mijn ouders willen blijven logeren. Deirdre neemt ze mee naar kasteel Amber. Mandor zegt netjes gedag. Ik til mijn broer het bed uit. Wordt geholpen door een wachter die hem tot buiten Elysium draagt en in een koets legt. In kasteel Amber wordt er voor hem gezorgd.
Mijn moeder vond het feest wel gaan, mijn stiefvader vond het leuk.

Druïden
Ik ga via troef naar de Waterput, halverwege wordt ik ergens anders naartoe getrokken en kom ergens anders uit. Wel bij een waterput in een dorpje. Er is een soort van herberg waar licht brand.
Ik ga naar binnen, er zijn wat mensen wat aan het drinken en eten, een gewone ouderwetse herberg, vrij klein. Een dame met een schort vraagt hoe ze me kan helpen. Ik vraag en krijg wijn met brood
Er zitten wat mensen naar me te staren. Als er iemand binnen komt wordt het stil en iedereen heeft et druk met niet naar die man kijken. Hij heeft een grijze baard, een lange witte mantel en een staf.
Hij gaat bij me zitten.
We begroeten elkaar, hij biedt zijn excuses aan voor het feit dat hij niet op tijd was me te verwelkomen op plaats waar ik arriveerde. Het is niet zo gemakkelijk om stand van de sterren af te lezen op de stand nauwkeurig. Hij is Garn, de plaatselijke druïde hier.
Ik ben niet voor niets weer terug hier en nu. Ik zeg me niet zo herinneren hier geweest te zijn. Zij hebben mijn opdracht uitgevoerd al die jaren en gewacht op mijn terugkomst. Alles is opgetekend in het boek van de Eik. Mijn terugkomst past bij hoe ik ben, onopvallend en gedistingeerd. Doch hij voelde het meteen, de macht.
Als Hoedster van deze wereld moet ik weten wat er aan de hand is. Ik probeer aan de weet te komen waarom ik hier terug ben. Hij zegt dat ik een lange reis heb gemaakt en raadt me aan om wat te rusten en overnachten eerst, ik moet mijn toestand in acht nemen.
Aangezien de tijd gaat 20 keer zo snel ten opzichte van Amber, dus 7 keer zo snel als thuis, besluit ik dat te doen.
De druïde staat op, zegt iets tegen de dame van de herberg. Vanaf dan zijn ze superbeleefd, ik krijg hun beste kamer en het beste eten.
Er komt een speelman binnen. Hij heeft onder andere een melancholisch lied in zijn repertoire, over twee geliefden en het komt goed dankzij de Vrouwe. Er zit een lied tussen over een stad in de wolken, iets over maanlicht en een stad die dan verschijnt. Als ik naar buiten loop, zie ik alleen de heldere sterrenhemel. Weer binnen is de man begonnen aan een vrolijk liedje. Ik ga tamelijk vroeg naar mijn kamer. Dan lig ik in een vreemd bed in een vreemde wereld.
Ik heb een wat onrustige nacht, ik hoor stemmen in mijn hoofd. Er is iets dat ik zou moeten weten, maar ik gewoon vergeten ben.

De volgende ochtend probeer ik Mandor te troeven, maar er zit heel veel storing tussen. Ik denk hem bereikt te hebben, maar het gaat niet heel lekker. Hij lijkt in de Hoven te zijn.
Ik krijg een uitgebreid ontbijt met van alles en nog wat er op en er aan.
De druïde komt weer binnen. Ik zeg de waardin goedendag en loop met hem mee. We wandelen de weg af, komen bij een cirkel met een kale plek in het midden waar iets mee is. Er groeit niets tussen die stenen.
Hij gaat in het midden staan, trekt een cirkel om ons heen. Dan word ik ergens heen getrokken, hoor rare geluiden, weer die stemmen. We komen uit in een echte steencirkel. Daar zijn meer druïden.
Dit is een heuvelrijke streek, hier en daar zijn bossen. Het doet wat middeleeuws aan. Er staan een aantal mensen in witte mantels en staven. Ze hebben een soort van magie. Ze maken diepe buigingen naar me, de tijd is hier anders, het is tegen de avond. We zijn nogal ver weg geteleporteerd naar een ander continent blijkbaar.
Er staat een oude man op, de oudste van het stel. Hij is de aartsdruïde, de Merlijn. Die neemt me mee op een wandeling, hij vraagt, hoe het met me is. En met het kind? Hij heeft het over het kind dat onderweg is.
“We hebben gedaan zoals U zei, wereld zo gelaten, zoals U deze heeft gemaakt. En voor U beheert zoals U gezegd heeft. We hebben ons best gedaan ons niet te bemoeien met gewone mensen, we zijn streng opgetreden tegen mensen die daartegen waren. Zo was er iemand die een machine ontwikkelde om sneller bomen te zagen. Om het evenwicht te bewaren hebben we ons met oorlogen bemoeit. In Brittanica hebben we de cirkel onderhouden die gebruikt zou worden voor uw terugkeer. We zijn blij dat U terug bent.”
De maan komt op, een grote witte maan. En daarmee verschijnt ook Tir-na n’Oght in de lucht. Ik zeg de druïde dat ik de stad zal bezoeken vannacht, het zal vannacht een wolkenvrije nacht gaan worden.
Hij lijkt dat te verwachten, ik zal begeleiding krijgen tot aan de trap en we praten over de andere dingen als ik terug ben.
Een jongere druïde loopt met me mee. Er is iets of er gaat iets gebeuren, zo voelt het aan. In de verte zie ik ee stipje in de lucht, dat snel dichterbij komt.
Het een vogel die ik zou moeten kennen. Hij cirkelt om ons heen en landt bij een boom. Het is een mannetje, een enorme valk. Dit is een oudere, rustige valk. De druïde blijft op een beleefde afstand staan. Ik heb een soort van band met deze valk en laat hem op mijn arm hippen. Ik weet niet hoe de valk heet.
We komen aan bij de trap. Daar wordt ik begroet door een vreselijk monster, een mormel. Zwart met rode ogen, hij is groot en heeft blikkerende tanden. Hij is blij om me te zien. Oude hond, ik heb er een soort band mee. Ik ben blij hem te zien…
We zijn bijna compleet nu. De hond volgt me naar boven. Het is een vreemde trap alsof hij bestaat uit heel kleine sterretjes. Onze voetstappen geven een metalig geluid, het twinkelt een beetje. Na een uurtje lopen kom ik bovenaan de trap en er is een enorme stad die zich voor me uitstrekt.

Amblerash
Rhexenor heeft de opdracht geaccepteerd. Ze gaan hem brengen naar de wereld waar ze het laatst gezien zijn, hij krijgt foto’s, dossiers, en een troef van Jerome. Daar waar de geliefden naartoe zijn lijkt op een middeleeuwse wereld. Paard, eten en geld… alles is geregeld. Als hij meer hulp nodig heeft, laat het even weten. Veel succes en hij krijgt een hand. Hij loopt naar buiten. Anastasia wacht hem op. Helaas moet ze verder werken aan de titan, maar als er iets is, kan hij haar altijd troeven. Ze kust hem ten afscheid.
Hij komt bij een zaal waar ze cirkels hebben, daar doorheen moet stappen en staat dan in een andere wereld. Hij krijgt eten en een zak geld.

Een Schaduw
Het is er in de morgen en hij is in een weideachtig landschap. Hij volgt het weggetje en komt bij een dorpje. Er lopen mensen rond, het is markt. Er lopen reuzen van 2.20 meter rond (mensen, maar groot dus) en kleine mensen van ongeveer 1.60 meter. De groten zijn een beetje de baas. Bij de ingang staat zo’n grote vent op wacht die hem aanhoudt.
Rhex vertelt dat hij naar de markt gaat. Ja, hij zal afstijgen en zijn wapen niet trekken. Nee, hij is niet van plan het dorp af te slachten.
Hij probeert zijn paard te stallen en doet een hoed op. Er zijn hier geen Chaosieten, probeert zich wat te mengen tussen met mensen. Jonathan verkoopt een soort Grieks uitziend aardewerk en Rhex koop iets. Op een woonwagentrap zit een waarzegster. Hekathea met een kristallen bol en een pak kaarten.
Ze ziet meteen dat hij niet van hier is en dat er iets met hem is. Interessant.
“Wat kan ik voor je doen.”
“Ik ben op zoek naar een stel mensen.”
“U bent op zoek naar een man en een vrouw, beiden jong. Voor een goudstuk kan ik je toekomst voorspellen.”
Iedereen betaalt 1 zilver ziet hij wel, maar ach, geld zat...
Hij gaat zitten en wil weten waar die mensen te vinden zijn.
Eerst kijkt ze in de kristallen bol. Ze ziet veel obstakels op zijn weg, veel mensen die niet willen dat hij hen vindt. Ze ziet bandieten, wachters en ruzie met een held. Ze wil dat zijn hand zien. Als hij deze toesteekt, schrikt ze. Dat maar niet. Dan legt ze kaarten, er komt een kaart met een lachende jongeman en een kaart met een vrolijke vrouw boven. Ze wijst naar een andere kaart, daar is hij. Ze hebben vrienden en die staan tussen hem en het jonge stel. Hij werkt voor een boze partij met allemaal evil plannen. Ze moeten dood… wat gemeen! U bent een onschuldige pion in deze plot! De laatste kaart moffelt ze snel weg. Ze laadt haar kar weer in en rijdt weg.
De wachter komt naar hem toe en deelt mee dat ze hier geen onruststokers willen. Rhexenor praat hem wat naar de mond, andere mensen zijn vast blij dat hij iedereen zo onder de duim heeft. Verder had hij zijn zwaard niet nodig en is ook niet van plan om onrust te trappen. De wachter gaat weer weg en Rhex gaat verder informeren in de herberg. Er is een drankhuis waar gedronken wordt, er wordt gegeten in de herberg.
Hij claimt een tafeltje, bestelt wijn, een hele kan. Ze hebben vers gebraden zwijn… twee zilver voor de achterkant, hij betaalt flink en krijgt enorm veel te drinken en te eten.
De waard komt bij hem zitten, ergens in het gesprek laat Rhexenor iets vallen over het verliefde stel, helemaal gek van elkaar zijn ze. Die heeft hij gezien, ze waren met hun vrienden op doorreis, met zijn twintigen. Een aantal zijn haar vriendinnen en een aantal vrienden van hem. Die anderen hadden ruzie, maar dat stel niet. Die drankgelegenheid is flink op stelten gezet, het verliefde stel zat hier en ging om de haverklap naar boven… ze maakten wel een beetje een rommel van de kamer en dat geschreeuw… dat alles was twee weken geleden. Rhex is naar ze op zoek, ja hij is ook zoiets als een vriend. Misschien kent hij die andere die hier was een paar dagen geleden. Ze weten niet waar ze met zijn spullen heen moeten, weten niet waar ze heen moeten met het lijk… het was voor het eerst in jaren dat er iemand overhoop werd gestoken vanwege de drank. Het lijk? Dat was een jongeman, vrij onopvallend, gewone kleren, baardje, gewoon en sympathiek. Hij had een portretje bij zich van die jongeman, heel goed gelukt trouwens. Rhex laat een troef zien, maar het was niet zo perfect. Rhexenor denkt dat de waard een foto heeft gezien.
De waard had hem naar die drankgelegenheid doorverwezen en denkt nu dat het zijn schuld is dat hij ruzie met ze had. Misschien zijn het hun ouders die hen zoeken. De jongeman en de vriendin zijn niet van plan om terug te komen. Waarschijnlijk zijn ze in de richting van het volgende dorp, vraag het aan de vrienden in het drankhuis. Of ga langs het kantoortje van de wacht, misschien om zijn spullen op te halen.
Het eten is allang op en Rhex gaat weer naar de wachtpost. De man is bezig met iets. Rhex vertelt waar hij voor komt. De vreemdeling kreeg ruzie, de wachter weet niet met wie precies. Als er markt is gaan mensen daar zuipen. Er zijn vreemdelingen blijven hangen en één van hen heeft hem overhoop gestoken.
“Misschien ken ik de dode wel,” zegt Rhex. De wachter twijfelt, de dode had nogal wat geld bij zich. Rhex laat de foto zien van Rodney zien. Dan gelooft de man het wel. Precies dezelfde foto haalt hij tussen de foto’s vandaan. Hij maakt een teken van magie afweren, hij weert echt evil af en Rhex doet een paar stappen terug.
Hij krijgt de spullen, inclusief 50 goud. Dolken en dolken en stiletto’s, een portretje alleen van Rodney, een wurgkoord, flesjes gif, alles vrij gewoon. Hij gaat dan naar het drankhuis. Daarbinnen staan lange tafel met hijsende lui.
Er zitten twee Chaosieten tussen en hij wordt ook herkend. Hij maakt zijn huid wat dikker en krijgt wat te drinken aangeboden. Een dronkelap komt naar hem toe, iemand duwt hem tegen hem aan en iemand haalt met een mes naar hem uit, Rhex is gestoken. Iemand anders komt op hem afgerend, het wordt een puinhoop. Mensen die hem aanvallen, er liggen uiteindelijk veel lui voor pampus, maar de twee Chaosieten zijn weg. Hij wordt door de wachter weggehaald, knap dat hij zijn wapen niet heeft getrokken, maar nu moet hij vertrekken uit dit anders zo vredige dorp.
Die andere twee zijn het dorp uitgereden en hij gaat er per paard achteraan.
Het wordt later, er springen mannen uit de struiken, bandieten.
“Halt! Je geld of je leven!” Ze vallen meteen aan, zonder het antwoord af te wachten. Hij wordt geraakt, het paard wordt neergeknald. Ach, Julian is ver weg... Hij pakt zijn zwaard, raakt wat gewond en begint te maaien. Sommige zijn best wel zwak, maar anderen zijn erg behendig – dat zijn geen gewone bandieten. Eentje springt op zijn nek en begint op zijn hoofd te timmeren. Anderen komen dichterbij en meppen hem af met knuppels. Hij gaat er eentje achterna, dit is geen mens. Deze rent heel hard, Rhex is niet echt sneller. Na een uurtje of drie rennen begint de ander moe te worden. Hij staat stil, verandert, wordt groter en groter en een enorme demoon. Rhex probeert dat te stoppen met Feniks en de ander wordt kwaad. Hij is drie a vier meter groot, heeft vleugels en gooit met bomen. Rhexenor schiet met zijn Rebma gun door een vleugel. Er ontstaat een wond die snel dicht gaat. Er valt nog ergens bijna een arm af en de demoon probeert weg te vliegen, hij is echter moe. Het is een jonge vent die heel bang is en zwaar gewond aan zijn arm.
Rhex doet het geweer weg, pakt zijn zwaard, de ander geeft zich over. Rhexenor bindt hem vast.
“Waar is Rodney!”
“Ik praat niet, je kunt me martelen, je zult ze nooit levend krijgen. Fascist! Ik weet ook dat je een moordenaar bent, ingehuurd door die smeerlappen van Amblerash.”
“Ik ben van Amber.”
“Jij bent geen Amberiet. Dan was je evil. Nu ben je een naar, vies ventje, een moordenaar.”
“Ik ben niet van plan je te doden.”
“Ik verraad mijn vrienden niet!”
Hij heet Guillaume, hij is van Amblerash.
“Dat weet je toch al! Moordenaar! Ik ken geen Rodney… de Amblerash ouderen zijn allemaal fascisten, ze sturen smerige moordenaars op ons af. We mogen geen eigen wil ontwikkelen, we worden door hen onderdrukt. Jij doet wat de oude stoffige lui willen. De hoofden willen ons jongeren opdringen hoe we moeten leven en zijn. We geloven niet in fascistische ideeën van Amblerash. Je bent niet van Amber, je bent een shapeshifter. Als je van Amber bent, zou je smerig stinken. Oh, je bent zo’n halfbloed, dan ben je Rhexenor. Daar heb ik van gehoord, die ouwe lui waren ook met jou bezig. Ze hebben je gestraft en nu hebben ze macht over je. Dan ben je dus een evil Amberiet, je verraad je eigen generatie. Je trekt op met Amberieten en die ouwe lui van Amblerash!”
Rhex vertelt wat hij heeft gehoord over Rodney en Mayna.
“Wij zijn in principe tegen uithuwelijken. We willen zelf bepalen met wie we willen trouwen en niet zoals die oude zuurpruimen een gearrangeerd huwelijk.”
“Jullie hebben gelijk maar je weet het effect niet,” denkt Rhexenor.
“Ha! De gevolgen van het uithuwelijken. Aan één of andere wie-weet-wat … wat kan het jou schelen dat Chaos een Chaos wordt. Die van Amber zijn zwak, ze roeien elkaar uit, zitten hoog en droog in een duf paleis. Het zijn ook fossielen, Benedict slaapt iedere dag in zijn doodskist! Wij weten hoe het beter moet, wij zijn de volgende generatie. Wij maken niet dezelfde fouten als die ouwe lui. Die mensen zul je nooit vinden. We hebben ze zo goed…”
Guilaume valt ineens stil. In het kader van ‘martelen’ pakt Rhex nog een kippenpootje en gaat het smakelijk op zitten eten. Guillaume kijkt hongerig, maar vertelt dus niets.
Hij heeft iets dat Rhexenor nooit zal hebben…
“Misschien moet je naar zo’n wereld waar je Adolf Rhexenor heet, je lijkt wel op hem.”
Hij gaat wat jagen, het ventje blijft zitten. Hij is niet erg spraakzaam.
Dan een andere tactiek.
“Wie vindt het leuk om Chaosieten te martelen…” dreigt Rhexenor. “Weet je zeker dat je niet wilt eten?”
Guillaume haalt zijn schouders op.
Er is hem niet opgedragen zijn vrienden te verdedigen, Rhexenor is de derde moordenaar. Rhexenor zegt dat hij anders is en als hij niet praat, komt er een volgende moordenaar. Hij geeft hem dan toch te eten en Guillaume gaat niet dood tot zijn verbazing.
“Terwijl jij en ik hier zitten te kletsen, ontsnappen ze steeds verder. Mijn vrienden beschermen hen en je ben te laat. Waarom zou ik je iets uitleggen, je bent gestuurd. Twee jonge mensen zijn verliefd en dat moet kunnen, niemand heeft er iets mee te maken. Als het plan doorgaat maakt het toch niet uit. Je bent net als al je ooms, alleen Brand is aardig. Hij is een goed voorbeeld voor ons. Ware liefde is het grotere goed.”

Atlantis
Ronardo wacht bij Yamato op zijn afspraak en komt er een kleerkast naar hem toe. Een pistool onder zijn jasje, gaat naast hem in de lift staan en gaat naar de 20ste verdieping. Wordt na een kantoortje gebracht waar een onsympathieke vent zit met bruine ogen.
Ronardo gaat zitten. Hij vertelt over die vergunning, dat schijnt niet algemeen bekend te zijn. Het is wel zo dat de fauna in deze wereld beschikt over een aantal interessante stoffen, waar ze medicijnen van maken. Er zijn vissen waar medicijnen vandaan komen tegen zenuwziekten. Op de walvissen kan hij niet ingaan. Ze redden de levens van duizenden mensen op meerdere werelden, van de walvissen laten ze niets verloren gaan.
“Vangen en opnieuw kweken?” stelt Ronardo voor.
“Weet U hoe duur dat is? Dan worden de medicijnen onbetaalbaar. Die andere zijn niet goed genoeg. Het gaat om complexe stoffen die niet in een lab zijn te maken zomaar.”
Ronardo begint over ‘zonde van de walvissen, waarom niet het DNA eruit destilleren. Volgens de man is dat ingewikkeld en duur. Zij hebben geen problemen, zij bouwden deze stad.
Ronardo prest over die walvissen. Hij is een soort van interviewer, dan kan de man beter niet met hem praten, hij gaat geen gesprek aan met de pers. Ronardo legt uit dat er onrust is buiten het bedrijf, er zal extra beveiliging meegaan met de schepen. Dan begint Ronardo te dreigen: jullie gaan er slecht vanaf komen, dit gaat jullie geld kosten. De man roept de kleerkast binnen, Ronardo schiet een pijl in de kleerkast en zegt tegen de man dat er niet met hem te spotten valt. Hij bedreigt de man, tilt hem op en hangt hem tegen de muur. Hij hoort iets van krak en de man blijft bewusteloos liggen, hij heeft een arm gebroken. Hij legt de arm weer een beetje goed, de man is niet dood. In het gebouw begint een alarm te loeien, het meisje komt hem bevrijden.
“We moeten snel ontsnappen! Je moet mee komen, je staat op de camera’s!”
Hij gaat mee. Ze komen een ventje tegen met brilletje, door de achteruitgang ontsnappen ze naar buiten, ze zijn net op tijd weg, samen met een aantal andere activisten.
Hij ziet op de schermen het laatste nieuws, er is vandaag een inbraakpoging geweest bij Yamato door activisten. Hij ziet beelden van zichzelf hoe hij die kleerkast neerschiet en hoe hij die vent oppakt… zie je wel, hij is de held van de dag.
“Ga je ons nu wijzen waar de wapens zijn?”
Hij zal het proberen. De groep gaat uit elkaar en de jongen gaat mee naar zijn huis. Ronardo gaat naar binnen, de jongen blijft op wacht staan.
Hij wordt begroet door Rufus die blij is hem te zien. Julian roept de andere twee beesten tot de orde, hij zag hem net op tv. Ronardo legt uit wat er aan de hand is, wat er is met de walvissen. Als dat waar is is het schandalig van zo’n soort bedrijf, denkt Julian. Een paar jaar extra research is natuurlijk duurder, dan offeren ze liever die beesten op. Zo’n bedrijf moet van binnen worden opgerold. Bleys is daar goed in, Julian bemoeit zich niet zo met die lui, maar pakt ze als ze op zijn terrein, Arden, komen.
In de kast liggen wapens, onderin. Kisten met bommen en blasterdingen. Gevonden, meld Ronardo bij het op wacht staande mannetje. Even later komen de andere lui aankloppen. Ze zoeken wapens uit, verdelen explosieven en zijn blij, ook met de kaarten van de onderzeeërs.
Buiten roept de politie dat ze omsingeld zijn, Julian zucht diep, de activisten willen zich eruit schieten. Ze willen eigenlijk naar de havens. Ronardo zoekt ze op op de computer en maakt met zijn ring een doorgang naar de havens. Julian pakt een kistje, stelt dat in en denkt dan dat Bleys trots op hem zal zijn. Hij heeft het appartement opgeblazen.
De lui helemaal blij, ze gaan meteen aan de gang met de codes.
Julian stelt voor om weg te gaan.
“Waar gaan we heen? Ik heb een heleboel te doen, kun je het verder alleen aan?”
“Ik heb iemand nodig die met dromen om kan gaan. Kijken hoe Moyra is gereisd.”
“Voor jou is het niet zo moeilijk het politiebureau binnen komen of kijken wat je met die vlek op de muur kan doen. Misschien samen met je moeder, die heeft verstand van allerlei krachten, dan kun je eindelijk eens iets met haar samen doen. Ik wil nu echt weg.”
Door middel van een troef gaat Julian weg met zijn twee honden en Ronardo en Rufus blijven achter. Weelicht is het niet zo handig om hier zo rond te lopen, dus hij kijkt in de lege troef en ziet er dan uit als een 30 jaar oude kerel met donker haar. Dan gaat hij op zoek naar een hotel. Op het nieuws zijn verslagen van de aanslag en de ontploffing in appartement. De politie heeft nog geen daders gevonden en wil geen mededelingen doen. Wel worden er continu beelden van de terroristen uitgezonden, Ronardo, Julian en anderen.

Tir-na Nog’ht

Aan de buitenkant van de stad is een heuvel, waar een soort paleis is. Ik loop op straat in de stad. Het is raar, de gebouwen werpen rare schaduwen. Ik sta bij een gebouw dat hoog en langwerpig is, maar het heeft de schaduw van een vierkant gebouw met een rond dak.
Ik kijk naar mijn eigen Schaduw. Het ziet eruit als een vrouw dat met een kind aan de hand loopt, een jongetje denk ik. Een vrij tenger ventje. Het is best raar, de schaduwen van de gebouwen veranderen, er is hier iets geks, soms zie ik iets bewegen. Ook hoor lachen vanuit een huis, de schaduw die het werpt is van een herberg. Ik heb hier eerder gelopen. De hond hoort bij me ofzo.
Ik kom uit op een groot plein met een fontein, ik kan er omheen lopen, met iedere stap ziet deze er anders uit. Een Oerfontein, waar ze allemaal van zijn afgeleid. Er zou een waterstraal moeten zijn, ik voel echter geen water. Onder bepaald licht zie ik wel water.
Ik ga verder richting paleis, soms is de weg recht en soms kronkelig. Als ik achter me kijk, is het heel anders als toen ik er doorheen liep. Er staat een kerk met de schaduw van een tempel. Af en toe zie ik heel schaduwen van mensen en iemand snel langs lopen. Ik concentreer me een beetje, het gaat wat snel. Door middel van Patroon probeer ik de tijd wat terug te draaien.
Dan word ik als het ware terug gezogen naar de stad. Deze is nu lawaaierig en druk, er staat een andere maan aan de hemel en er lopen mensen. Het zijn Romeinse achtige gebouwen allemaal. De mensen zien me ook gewoon, de straat is vies, ik ruik eten en hoor gelach. Er zijn straatlantaarns, mensen dragen sandalen.
Om me heen zijn bergen en heuvels en een Romeinse stijl paleis. Ik ga die kant op. Er staan mensen op wacht, ik ga de trappen op en het paleis binnen. Het ligt op ongeveer dezelfde plaats, het is niet dezelfde stad. Deze stad was ergens, daarnet is overal en nergens. Nu voelt het niet aan of deze stad een band met Schaduw heeft. Het lijkt of de tijd ten opzichte van Amber stil staat.
Ik concentreer me op Patroon, dat is hier sterk. Ergens in het Paleis is het Patroon. Het Patroon der Patronen.
Ik kom via een zaal door een deur op de binnenplaats van het paleis. Het is vierkant, omringd door een galerij met zuilen en een tuin in het midden. In het Maanlicht zie ik een blauw oplichtend Patroon. Nog meer oplichtend dan het Oerpatroon. Er loopt iemand op de galerij, er loopt een dame daar rond. Als ze dichterbij komt, ben ik het niet. Ze kijkt vriendelijk.
Ik wens haar een goedenavond. Jij moet Morwenna zijn, zegt ze.
Ik weet niet wie ze is. Ze is niet Lorrayne, ze weet waar ze is, ze hoort hier thuis. Het is een heel mooie vrouw, ze heeft een beetje ouderwetse kleding aan. Een Romeinse stijl japon, heel duur.
Ze lijkt wat op mij, dezelfde lengte en bouw. Iemand die veel buiten komt. Dulcimeah is dit, haar dochter met Oberon heet Lorrayne. Ik ben haar achter- achterkleindochter
“Wat leuk dat jullie ons met een bezoek komen vereren, dat jij en je zoon me met een bezoek komen vereren. Ik hoop dat je hier een tijdje zult blijven en het je hier zal bevallen. Als je besluit het Patroon nu te gaan lopen, gaat het niet door, dan verander je dingen. Of je blijft hier een poos en loopt dan het Patroon. Het is een beetje moeilijk uit te leggen. Als je besluit hier te blijven, heb je kans om dingen te beïnvloeden, daar zal ik je bij helpen. Als je nu het Patroon loopt, zul je een aantal gebeurtenissen aan het Patroon overlaten.”
Consequentie van blijven is dat mijn kind hier een tijdje opgroeit zonder vader. Hoe is het hier met de tijd? Dat zou ze niet weten. Het is los van Amber. Het hangt van het moment af. In het ene geval heb ik zelf meer invloed, in het andere heeft het Patroon dat. Ik kan hier ook nog weg zonder het Patroon te lopen, dat lijkt haar echter niet verstandig.
Als ik het Patroon loop, moet ik het gebruiken om terug te gaan naar de Druïden, ik heb daar een Taak te vervullen.
Ik besluit te blijven. Het lijkt haar interessant om een poos op te trekken met haar achter achter kleindochter. Ze heeft me eerder ontmoet maar ik had zo’n haast. Ze probeerde me te waarschuwen niet die kant uit te gaan. Ik zag haar niet en heb dus toch Oberon ontmoet. Lastige man, je moet altijd doen wat hij zegt, maar ook een knappe man en zo charmant. Er zijn weinig vrouwen die hem iets kunnen weigeren.
“Je beide zoons zullen ook goed liggen bij de dames.”
Ik kom erachter dat ze hier woont, het is een Romeinse stad. Er is hier een familie die geen tovenaars zijn, maar een soort van wijsgeren. Ze denken na over hoe de wereld in elkaar zit. Ze proberen op de juiste plekken invloed uit te oefenen en te beïnvloeden. Het lijkt erop dat Sand en Delwin er een tik vn hebben meegekregen. Het doet me ook denken aan denken aan hoe Caine is. Hij doet dat ook hoe erg het ook is. De wijsgeren hebben kennis, voorkennis en zien dingen aankomen. Ze blijven dan niet passief afwachten. Oberon bemoeide zich met alles zolang het in zijn straatje paste. De wijsgeren meer met werelden. Ze hebben banden met een aantal werelden, Tir-Na Nog'th heeft er ook een aantal. Waar is Tir-Na Nog'th als je het niet in Amber ziet? Er zijn meerdere ingangen naar Tir-Na Nog'th dus. Amber is begin en het einde van Tir-Na Nog'th.
Met Heiron hebben ze wel wat, ze gebruiken ook spiegels om iets te voorzien.