Thursday 2 October 2008

23. De stad zonder naam/ Redding van Sientje/ Ruimtepiraten deel II

Met Sand praat ik na over de afgelopen weken. Ze wil weten wie ik gesproken heb en waar ik geweest ben. Dan nemen we afscheid. Ik geef de staljongens een paar koperstukken voor het verzorgen van mijn paard.
Daarna rijd ik een eindje. Na een poosje stap ik af en troef naar Ronardo.

Ronardo wordt getroefd door Fiona. Ze vindt hem er raar uitzien, hij vertelt dat hij bezig is piraten in de ruimte te achtervolgen. Oh, een achtervolging met knopjes in plaats van met paarden en cowboys. Vindt zijn vader ook altijd zo leuk. Maar ze merkt op dat iemand anders, Morwenna, hem ook probeert te troeven, later praten ze wel verder.

Ronardo heeft me weinig te vertellen. Hij is bezig met een ruimteschip of zo en heeft het druk.
Dan troef ik Julian. Ik zie dat hij op een paard door een woud rijdt. Hij stapt af om me met te kunnen praten. Op mijn vraag of ik hem stoor, kijkt hij om zich heen. Nee, ik stoor niet. Het is de eerste keer dat ik iemand dat tijdens een troefcontact heb zien doen.
Ik vertel over mijn bevindingen van de afgelopen weken. Hij vindt het vreemd dat er niet eerder kinderen van Osric en Finndo zijn opgedoken. Ook is het erg bijzonder dat ik Delwin heb ontmoet, niemand ontmoet hem. De manier waarop ik de schets heb ontvangen, klinkt meer als Delwin. Die zal ik trouwens niet vaak kunnen gebruiken.
We spreken af om contact te houden. Hij begint zich zorgen te maken over Corwin, heeft een tijdje niets meer van hem gehoord. Hij gaat misschien naar hem op zoek, hij denkt dat Chaos hem te pakken heeft genomen. Het is zo stil daar, dat is verdacht. Het kan iets met Deirdre te maken hebben.

Op de schets is een afbeelding van een stad met steegjes en een brug, getekend op zwart met wit zilverige lijntjes. Het is erg mooi.
Ik concentreer me op die stad. Dan zie ik dingen bewegen als door een raam en ik stap er door als door een deur. Ik ben in de stad. Met paard en al op de keien van een stad. Er zijn meeuwen, er is water en achter me een steegje. Mijn kleding is wat anders, ik draag een hoge lange donkere jurk en een hoed. Ik ben aangepast. Ook de rusting van Desert Storm is wat aangepast. Het zilver van de troef loopt door, wist alle zwarte lijntjes en dan heb ik een zilverige speelkaart.

Rhexenor en Despil staan met het herderinnetje in het veld. Ze ziet er niet uit als zijn vriendinnetje, zegt Despil. Eigenlijk is ze precies tegenover gesteld. Je haar zit zo leuk, zegt Despil, vindt Rhexenor dat ook? Ja. Vindt hij haar schapen lief, dit zijn Wolletje, Eigenwijsje, Vlekje en Sproet… ze gaat zeker 5 minuten door met alle namen te noemen. Ik vind het zo leuk dat jullie op bezoek komen.
Rhexenor gaat weer naar het dorp. Hij pakt het oude mannetje op en gooit hem tegen een steen. Auw, dat doet best pijn…. Rhexenor martelt hem flink. Dat is niet aardig, zegt het mannetje steeds als hij weer overeind krabbelt. Heb je niet liever een stukje taart? Rhexenor is na een poosje gewoon moe, het mannetje is nog steeds niet gebroken. Ook andere mensen komen kijken.
Kunnen jullie ook dood? Vraagt Rhexenor. Natuurlijk kunnen we ook dood. Een jochie laat hem het kerkhof zien met allemaal graven. Rhex gooit hem in een leeg graf. De pastoor komt naar hem toe en haalt het joch weer uit het graf.

Het is niet in orde met Sientje, zegt de pastoor. En ik vind de vuurbal door mijn kerk ook niet leuk. Waar is dit allemaal voor nodig? Wil je het hard spelen? Eerst was Sientje een meisje dat wel uitging en had ze zwart haar enzo. Ze kreeg slechte vrienden… hij kijkt naar Despil. Deze weet van niets. De pastoor zegt dat hij die hoeven wel ziet… dat zijn gewoon voeten, zegt Despil. Iemand heeft haar slecht spul gegeven, zegt de pastoor. Oh, dat was die troep die Martin door de wc spoelde, herinnert Rhexenor zich. Martin kent de pastoor wel. Hoe hij dat weet? Hij weet alles. De pastoor knijpt zichzelf in de arm en Rhexenor ook. Dat doet zeer! Auw. Dan houdt hij op. De arm is helemaal blauw. Hij is de pastoor van het dorp en heet meneer Pastoor.
“Wij zijn Xena aan het zoeken,” legt Rhexenor uit.
“We worden hier allemaal beschermd door god,” zegt de pastoor.
“Hoe kunnen we haar terug naar normaal brengen?”
“Haar helpen misschien?” adviseert de pastoor.
“Ze wil alleen maar seks,” zegt Rhex. Wat mankeert er aan haar dat je dat niet geeft? Of hou je meer van mannen?
“Ik ben geen homo,” zegt Rhex verontwaardigd.
“Je hebt een Grieks accent,” zegt de pastoor. Hij mag het niet doen als pastoor.
Dan ontstaat er een discussie over schrijven en lelijke taal. Rhex stuurt Despil op queeste om Xena haar haar zin te geven. Dat vindt Despil geen goed idee, hij als prins…
“Luister naar de demon hier. U staat op Heilige grond, ik zie die hoeven heus wel. Jullie zijn allebei demonen, jij een halve en jij een hele.
Waarom gaat U niet even mee naar de kerk, dan kan ik laten zien hoe het echt is.”
Nee, zegt Rhexenor. Ben je bang? Hij doemt op met een bijbel. Rhex schrikt niet, ook niet van het kruisteken. Despil doet net alsof hij schrikt. Maar afpakken of afbranden werkt niet. De man staat dan steeds ergens anders. Ze gaan wel mee.
“Leg wat bekentenissen af,” adviseert de pastoor.
“Weet je wel wat voor misdaden ik op mijn geweten heb,” zegt Despil duister.
Ze gaan naar het witte kerkje met de glas in lood raampjes. Bij de drempel bedenkt Rhexenor: hier is wat mee. Als hij de drempel over stapt, gebeurt er iets met hem. Oh, shit. Ook Despil heeft het gevoel. Haha, zegt de pastoor. Kom maar mee naar het altaar. Hij loopt langs een aantal banken. In glas met loodraam ziet Rhexenor één of ander feest, waar een bleek meisje met zwart haar aan het dansen is ofzo. In een ander raam zien ze hetzelfde meisje onder de lampjes van een duister figuur een wit iets krijgt in een zakje. Het meisje stapt dan in een geel ding met het zakje. Een soort wagen. Dan in een kamer loopt het meisje met een glazen ding en een punt in het zakje. Steekt het glazen ding in haar arm. Dan komt ze in een dorpje met een kerkje en een kudde schapen. Ze heeft spul ingespoten dat je als Amberiet of Chaosiet niet moet doen. Despil denkt dat ze vergiftigd is met slechte drugs.
Zo heren, zijn jullie nu klaar voor het altaar, vraagt de pastoor. Hij is eerst, zegt Despil. De pastoor ziet trouwens de lijdensweg van Jezus in de glas in lood ramen. Het kan niet dat ze wat anders zien, dit is een kerk.
Bij het altaar moet Rhex daar gaan liggen met ontblootte borst, dan kan de pastoor gemakkelijker snijden. Ik hoef niet dood, zegt Rhex.
U gaat over het altaar liggen, ik giet wijwater over U heen. Dan ga ik snijden. Dan loopt het bloed door de sleuven weg, legt de pastoor uit.
Het altaar heeft Macht. Rhexenor wil eerst een bewijs dat de Heer bestaat. Hij gelooft er niet in.
“Waarom wil je dan niet op het altaar gaan liggen? Deze wereld moet gereinigd worden,” zegt de Pastoor.

Ronardo is aan boord van een ruimteschip.
Ze zijn nu op een maan geland, op een plekje uit de buurt van scanners
Ace wil het schip bewaken. Ronardo waarschuwt hem om niet in de buurt van van alles en nog wat te komen. Ze hebben hun blasters en lasers bij zich. Ronardo schiet met zijn blaster op een rots die ontploft. Dat werkt.
Marcel vraagt of dit een experimenteel wapen is? Zeker van je ouders? Die wil hij ook één hebben.
Het piratenschip staat bij en oud mijnwerkerscomplex.
Ze komen bij gebouwen, een soort tunnels die boven de grond komen. De schepen zijn geladen op betonnen platform.
Ze gaan naar één van de deuren. Wat doen we als we lui tegen komen? Bewusteloos slaan, zeg Ronardo. Alice is daar niet goed in. Marcel is meer goed in niet gezien worden. Ronardo zal de mensen neerknallen. Een stunner zou nu handig zijn. Hij zou patroon wel kunnen gebruiken en even later heeft hij een stunner in zijn hand. De deur krijgt hij niet open. Alice drukt op een paneeltje, dat begint rood te knipperen. Dan wordt het groen en gaat de deur open. Ze kijken een luchtsluis in.
Dan gaan ze naar binnen, de buitendeur dicht. Nu is er zuurstof in de kamer. Hij mag nu voorop. Iedereen trekt het pak uit. De andere deur doen ze open en kijken een slecht verlichte gang in. Ronardo besluit naar links te gaan, waarschijnlijk komen ze zo minder mensen tegen. Helemaal niemand zelfs, alleen een dooie kerel in een kantoortje. Lang geleden overhoop geschoten. Alles is leeg gehaald. Het lijkt erop dat de piraten dit hebben overgenomen. Een paar jaar geleden al.
Uiteindelijk horen ze ergens muziek en gelach vandaan komen. Ze sluipen er naar toe en zien een kantine waar ze met een man of tien zitten te zuipen. Ronardo wil iemand hier uithalen. Gewoon opwachten bij de wc’s. Twee mannen komen aan om te plassen, Ronardo stunt ze allebei. Ze slepen de lui naar het stille gedeelte waar ze worden gebonden.
Ze worden wakker, de dikke begint te schreeuwen. Ronardo dreigt met zijn zwaard, de dikke bindt niet echt in.
“Wat doen de ‘varkens’, ‘vuilnis’ met zwaarden? Ik ben een mijnwerker.” Hij blijft hen beledigen. “Jullie mogen hier niet komen, dit is ons grondgebied, van de Mijnwerkersorde. Jij me je slet en je varken.” Marcel slaat hem een tand uit. “Zwijn, varken, vuilnis, er is hier geen wet.” Ze slaan de dikke weer bewusteloos,
Het magere mannetje kijkt benauwd, hij zal alles vertellen. Ze zijn een eerlijke mijnbouworganisatie en hij heeft niets gedaan. Dat skelet is Sjakie, die hebben ze hier voor de lol neergezet. Het is volgens hem een pop.
En dat schip? Dat schip is een vrachtschip met mijnbouwspullen.
Hij legt uit wat erts is en dat ze het verkopen bij ruimtestations. Hij ziet er wel erg schoon uit voor een mijnwerker…. Hij is nu opzichter en houdt de papieren bij. Ronardo vraagt even zich af of deze man misschien echt niet weet dat er piraten zitten. Doctor Jones heeft verstand van eelt en ontstekingen, vertelt het mannetje.

Ik ben in het stadje. Het is een behoorlijke stad. Het is ook in de hoogte gebouwd. Ik denk dat het op een eiland is gebouwd. De bootjes zijn een soort van roeiboten. Het zijn wel sombere, donkere gebouwen. Ik kan me niet helemaal onttrekken aan het idee dat het hier allemaal langzaam gaat qua tijd. Ik zie naar aandoende beelden en dikke bronzen deuren. Dit is een stadhuis. Ik stal mijn paard. Ik betaal met de zilveren munten in mijn beurs. Ze spreken hier met een vreemd Italiaans accent. Binnen 20 dagen moet ik het paard ophalen, anders is het verkocht. Ik betaal extra om die tijd wat langer te maken.
Mensen hier mompelen onderling, het is net niet verstaanbaar. Ze dragen allemaal donkere kleding, of ze net van een begrafenis afkomen. De lucht is trouwens ook vrij grauw. Depressief geheel. Ik ga naar een balie in het stadhuis en druk op het knopje. Binnenin doet het iets. De dame ziet me ineens als ik heel hard op de bel sla.
Een lijst van ingezetenen hebben ze niet. Maar als ik naar iemand zoek, kan ik iemand inhuren die iemand voor me kan vinden in deze stad. In deze stad kent niemand iemand. Een gemaskerd bal is er altijd wel ergens, men wil elkaar niet kennen. Ze pakt een briefje, schrijft daar een naam op. Dit is de Stad zonder Naam.
Ik ga naar buiten en loop door de stad. Ik merk dat er een man naar mij staat te kijken. Ik heb vrij vaak het gevoel gevolgd te worden en zie af en toe iemand weg glippen.
Ik ga een restaurant binnen Het is er somber, donker en er hangt een dikke vislucht. De waard schuift ergens een gordijntje opzij en ik kan in een erkertje gaan zitten. Ik bestel het menu van het huis en niet de wijn van het huis.
Dan schuift het gordijn opzij en ik zie een bleke vent die zich excuseert en weer weg gaat. Ik heb het vermoeden dat dit mijn achtervolger is. Na de vissoep ga ik naar hem op zoek en hij blijkt in het erkertje naast het mijne te zitten.
Ik vraag waarom hij me volgt. Hij zegt dat het normaal is om te kijken wat een vreemdeling hier doet. Hij geeft me een kaartje met zijn naam: Guiseppe Canaloni, privé detective. Hij is bezig met een opdracht, maar daarna kan hij wel iemand voor me zoeken. Ik vertel hem naar wie ik op zoek ben. “Dus U wilt met die persoon in contact worden gebracht? U kan het beste terug gaan naar eettafel.” En dan verlaat hij het restaurant.

Rhexenor zegt dat hij ook voor het leven is.
“U komt hier om te helpen? Dat klopt niet helemaal met mensen in elkaar slaan. U wilt niet op het altaar gaan liggen? Ga dan een queeste aan om het herderinnetje te redden. De Heilige graal heeft genezende eigenschappen. U haalt die, moet de zwarte ridder verslaan en misschien kan ze zo worden genezen. De weg naar de zwarte ridder is niet gemakkelijk en hij is onverslaanbaar.” Rhexenor kijkt er naar uit, hij wil die graal wel gaan halen. Despil vindt het allemaal ‘geweldig’. “Bedankt ouwe lul, we gaan weer,” zegt hij. De pastoor zal ze laten gaan, op voorwaarde dat ze de Graal gaan halen. Despil kan niet naar buiten en krijgt het ook niet voor elkaar de boel kort en klein te slaan. Alleen als hij belooft de Heilige Graal te gaan halen, zal de pastoor hem laten gaan. Despil is boos, de Heilige Graal halen, het idee!!! Wat een zeikwereld! Buiten begint het te regenen. Despil belooft uiteindelijk de graal te gaan halen, als hij hier maar weg kan.
Dan kunnen ze naar buiten. Op het dorpsplein ontmoeten ze het oude mannetje weer dat zegt dat het appelgebak voor vreemdelingen is. Hij wenst hen veel succes op de queeste en struikel niet met die hoeven
Ze komen bij een huisje, waarin een soldaat staat met een geweer. Hij heeft een berenmuts op en staat daar op wacht.
Het houdt op met regenen, de soldaat stapt uit het huisje.
“Weet U zeker dat U de grens over wilt?. Jahaa, Despil ook. Dan loopt hij naar de paal, het hek gaat omhoog. Succes, dat heeft u nodig. Het liefelijke dorpje in de verte en dan nu de weg in de modder. Stemmig aldus Despil. Een trol komt over het pad aanzetten, het bliksemt even en dat was een rokende trol. Despil is opgelucht. Hij heeft een meteorenstorm en een vuurbal gestudeerd na een aantal uur. Dan wordt de weg versperd door bandieten. Despil heeft een schild, Rhex rost door de bandieten heen. In de verte zien ze een zwart kasteel. Dan komen ze in een gemeen uitziend stadje. Er zijn wachters met punten en messen. Despil wil wat van die messen zien. Hij moet oprotten volgens de wachter. Dan wordt hij kwaad, vele wachters en omstanders zijn na een poosje dood en Despil heeft zijn messen. Na een heel gevecht hebben ze ook de andere wachters van de stad vermoord, die hen kwamen arresteren.
Rhex ramt door de deur van een huis, waarin vrouwen en kinderen en een blaffend hondje zijn. hij slaat het hondje dood. Een kindje is boos op de ‘gemene hondenmoordenaar’. Het huis in de fik steken lukt niet, Rhexenor denkt dat de Phoenix hier niet blij mee is.
Bij de poort gooit Rhex een bedelaar een goudstuk toe, maar die hoeft dat ‘evil’ niet. Ze gaan naar de poort die openstaat. En dan terug naar de herberg, want ze hebben honger. Daar intimideren ze de waard. Ze vreten zijn hele konijnenvoorraad op…. Ja , natuurlijk is het van het huis…. Ze zuipen bijna al zijn voorraad op en tot slot laat Despil zijn allerduurste glas vallen. Despil besluit hem tenslotte toch maar een glasservies te geven. En Rhex gooit 3 goud naar binnen.
Buiten de stad komen ze een spinachtige machine tegen, bovenin zit een vent.. Hee, vreemdelingen. Het is gevaarlijk hier hoor. Ja, en? Hij is Gulliver en nee, hij komt niet uit een boek. Hij is een reiziger. Kan die machine schieten. Nee? Dan is het een stomme machine.
Dan staan ze bij de poort van het zwarte kasteel.

Ronardo praat met Richard Anderson. Hij liegt bijna nooit, alleen als hij een weddenschap heeft. Hij blijft volhouden dat hij een gewone mijnwerker is, er zijn geen piraten. Ronardo houdt de man stevig vast en laat zich naar de baas brengen. Dan komt hij bij een kantoor. Het is de politie. Ze slaan me. Doe dan niet zo brutaal.
Jim is de baas. Ricardo laat zijn ID zien. En vraagt wat het vrachtschip aan boord had. Heb je een huiszoekingsbevel? Ja, en Ronardo laat er één zien. De man kijkt er even naar en besluit het dan over een andere boeg te gooien.
“U heeft hier geen jurisdictie. Er zijn geen piraten.” Ronardo ziet dat de kerel op een knopje drukt en waarschuwt de anderen. Er wordt meteen geschoten. De baas schreeuwt dat ze niet moeten schieten. Richard is in zijn arm geschoten. Geef je over. We hebben jullie baas. De baas beschuldigt Alice, Ronardo en Marcel van het schieten door Richards arm. Buiten zijn er een man of 4 tot 5 met lasers aan het klooien. U heeft hier geen rechten. Marcel is intussen in een laatje interessante papieren aan het vinden. Marcel vindt vrachtbrieven van heel andere vrachtschepen die niet meer vertrekken. De bemanning? Die werkt hier? Oh, U houdt hier nog slaven ook? Ronardo schiet met zijn blaster iemand overhoop. Ze schieten met lasers door de deur. Ronardo heeft een granaat in zijn handen. Weer een paar gewonden, Ronardo schiet op ze. Vijf doden. Alice en Ron rennen achter de man aan die probeert te ontsnappen. Ze komen een zaal binnen waar een aantal mensen onder schot wordt gehouden. Veel schieten, veel doden. Er zitten hier gevangenen van een vrachtschip. Een aantal was er bezig onder dwang te repareren. Ze bevrijden alle gevangenen. Ze rollen samen met wat ex gevangenen alle piraten op. In de kelder is een flink aantal lijken van mijnwerkers.

Despil is erg jong, iets ouder dan Rhexenor
Het kasteel is opgetrokken van zwarte steenblokken en er wappert een mooie egaal zwarte vlag. Hier en daar brandt een lichtje in een toren. In het midden is er een vierkante toren. De ophaalbrug is opgehaald, de gracht stinkt en het kasteel is op een heuvel gebouwd. Er staat hier een soort boog waar en bel aan hangt. Despil vindt het sfeervol.
Despil dacht altijd dat een goedaardige ridder de Graal zou bewaken, Rhexenor denkt dat het gestolen is of dat de ridder misschien niet kwaadaardig is.
Ze besluiten aan de bel te trekken. Dat maakt een geweldige rotherrie, de brug piept en ratelt naar beneden. Ze lopen via de brug naar de het hek. Open slopen gaat niet zo gemakkelijk, Rhexenor slaat er op met zijn zwaard en ze horen een stemmetje dat zegt: “ja?” Het stemmetje komt van beneden, er is een hoofdje met veel haar te zien.
“Komen jullie soms voor de meester, dan zal ik hem even waarschuwen.”
Het hek wordt omhoog gehesen en er staan twee kleine wezentjes met veel haar, een leren pakje en een dolkje. Ze mogen naar binnen. Op de binnenplaats graast een mooi groot zwart paard met een harnas met pinnen. Er komt een hele grote kerel naar buiten met een zwart harnas, lang zwart haar en een bleek gezicht, rode ogen en spitse oren. Hij is zeker 2 meter 20 hoog.
“Dus jullie komen me uitdagen.”
“Hij wel,” zegt Despil, en duwt Rhex naar voren.
“Eén voor één,” zegt de tovenaar. “Een tovenaar en een vechtertje.”
Rhexenor gaat eerst. Op de binnenplaats wordt een tafel met 2 stoelen neergezet. Daarop worden twee kaarsen en twee matjes neergelegd. “We gaan vuistje drukken.”
Rhexenor merkt hoe harder hij drukt, hoe harder de ridder drukt. Hij is erg sterk. Rhexenor speelt een beetje vals en de ridder verliest. Nee, er is niets met die arm, Rhexenor laat zien hoe normaal die arm is….
Nu Despil. We gaan Vuurbal gooien. Jij gaat daar staan en ik hier en we gooien allebei een vuurbal op elkaar. Despil protesteert wat. Er komt een enorme vuurbal van beiden vandaan, die tegen elkaar botsen. Despil laat een bliksempje in de kerel komen en de ridder verliest.
“Jullie spelen allebei vals! Ik zal jullie dood moeten maken, jullie zijn veel te sterk! Hij valt Rhex aan terwijl hij met een groene straal Despil verlamt. Hij valt aan met een zwaard van 3 meter. Rhex trekt Helios en gaat tegen hem vechten. Hij weert echter elke slag af. Hij komt er niet doorheen. Rhexenor is op zijn snelst. Dan maakt hij dat hij even weg is, dan zorgt hij dat hij nagels heeft, steekt hem in zijn benen met de nagels en nu is de ridder wat zwakker. Ook de gloed om Despil heen wordt zwakker. Hij probeert zelfs een spreuk te doen, die Rhex weet te voorkomen. Rhexenor wordt erg moe, maar nu is Despil weer in staat iets te doen. Er komt een bliksem in de ridder, Rhexenor maakt de ridder af. Diens zwaard krimpt tot een gewone lengte. Het is een bijzonder zwaard en Rhexenor pakt het op. Het wordt langer wanneer hij het oppakt en kleiner in de rugzak.
Ze gaan nu door de poort. De twee mannetjes rennen weg met spullen en huisraad. Rhexenor controleert de spullen en slaat de mannetjes bewusteloos.
Ze doorzoeken alles. Op het laatst gaan ze naar de kelder. Daar is een hek met er achter een deur. Na een tijdje gaat het hek kapot. De deur krijgt hij niet open en Despil gaat op zoek naar een sleutel. Een grote gouden sleutel die magisch is. Daarmee wordt het slot geopend en de deur en sleutel verdwijnen. Op een staat een witte prachtige beker. Rhexenor graait er dwars door heen.
Ook het goud lijkt niet echt te zijn, hij kan zijn zakken niet vullen. Alleen dat ventje had een aantal bekers. Dit is nep, zegt Despil. Ze gaan terug en het blijkt dat de mannetjes weg zijn. Een paar juwelen en één beker missen. Zo’n ventje vinden is niet moeilijk, Despil roept een duivelshond op. Dat is Caspar met vlammen uit zijn bek. Caspar, zoek!
Het ventje zit in een torenkamertje. Er liggen wat goedkope juwelen en een beker op een tafel.
Hoe weten we nu dat het de graal is. Uit drinken, zegt Rhexenor. Maak dat ding even dood, zegt Despil. Rhex het mannetje de trap af naar beneden.
In de kelder is alles weg als Despil zijn spreuk tegen illusies doet. Daarna snijdt Despil de ridder open. Nee, daar is de graal ook niet.
Ze besluiten alle bekers mee te nemen naar meneer pastoor.
Ze komen bij het dorpje. Willen jullie een stukje taart, vraagt het oude mannetje. Despil kijkt hem vuil aan. De pastoor begroet hen blij, Despil stelt voor alles buiten af te handelen. Ze moeten echter de kerk in. De deur slaat achter hen dicht.

Ronardo vindt Marcel die nog steeds zijn wapen richt op Jim en Richard. Dat ze wapens op hun vrachtschepen hebben is vanwege de piraten. Het bewijs dat hij hiervoor een vergunning heeft, heeft hij in die kast. Na een korte inspectie blijkt dat de kast vol ligt met allemaal wapens. En inderdaad ook een papier voor een wapenvergunning voor een andere mijnbouwmaatschappij.
“Ik zal U hier voor moeten inrekenen. Voor verboden wapens en voor het houden van slaven, ook al noemt u die gestrande reizigers, “ zegt Ronardo.
Ze worden opgesloten bij de andere piraten. Er is iemand die wat wil vertellen. Op een dag kwamen die lui met een bewapend vrachtschip en hebben iedereen gevangen genomen en/of overhoop geschoten. De baas in zijn kantoortje ook. Sindsdien gebruiken ze dit als basis voor piraten. Af en toe kwamen er nieuwe lui van hun. Op een gegeven moment werden ze enthousiast, alsof ze niet meer konden verliezen. Ze kregen meer buit en kwamen terug met hele schepen soms. Bijvoorbeeld een politieschip. Toen werden ze ineens beter ofzo. Er is één schip niet terug gekomen, waar de slimme baas aan boord was.
Hij wijst Ronardo het vrachtschip, dat vol is met gejat spul van de ruimtepolitie. Dan komen ze in het deel van de energie voorziening. Daar zijn allemaal kabels. Die volgen ze. In één van de koepels vinden ze een metalen ding dat er heel raar en glad uitzit, de kabels lopen uit op pinnen die er aan zitten geklemd.
Ze zouden met schip en al naar de dichtst bijzijnde ruimtehaven kunnen vliegen. Met 3 schepen kunnen ze iedereen mee nemen.
Ronardo neemt contact op met Caladan. Hij wordt meteen herkend als zoon van. Henry meldt zich. Zit je bij de politie, dat is handig, kun je even langs komen, er is iets heel ergs. Neem wapens mee.
Op het moment dat ze daar landen worden ze bestormd door lui met wapens. Het wordt een schietpartij, er wordt gevochten in andere gebouwen. Uiteindelijk weten ze een aantal van die lui te overmeesteren en hij weet zijn vader en moeder te redden. Het zijn niet echt zijn vader en moeder, Fiona is geen Amberiet. Zij denken dat hij wel hun zoon is.
Het blijkt dat ze een alien artefact hebben gevonden. Het heeft een effect op elektrische velden, een spion gaf het door en de piraten hebben het gestolen. Privé hebben ze ruines gevonden. Dit was van een alien schip en hoorde bij de motor. Ze vragen of Ronardo helpt bij het verder onderzoeken van het voorwerp.
Hij bekijkt ook de ruïnes. Ze zijn vreemd, beslist alien. Het schrift hebben ze nog niet kunnen ontcijferen. Het artefact heeft een soort veld om zich heen wanneer deze wordt aangezet en de jumps worden langer als je daar genoeg energie in stopt. Daardoor gaat zo’n schip veel sneller dus. Het is een verbetering van de motor. Ronardo test het en het schip gaat twee keer zo hard. Ze willen het graag zelf ontwikkelen, misschien kunnen ze dat door Mitsubishi verder laten doen?
Ze hebben eigenlijk niet genoeg geld. We hebben hier twee schepen, zegt Ronardo. Maar die zijn van iemand anders. Ze krijgen een beloning van het mijnbouwbedrijf en van de eigenaars van de gevonden schepen.
Natuurlijk is het niet moeilijk voor Ronardo om aan geld te komen door een winnend lot te kopen. Daarmee financiert hij het nieuwe project van zijn ouders.
Als de nieuwe motor op de markt komt, zal de reis naar Alfa Centauri nog maar 6 weken duren in plaats van 3 maanden. Alice vond de ruïnes interessant. Ze kan iets met haar magie, waardoor de motor nog sneller kan werken. Ronardo’s moeder vindt techno mancing ook interessant. Hij stelt Alice voor om haar wat te leren.

De echte Fiona wordt getroefd. “Ben je daar eindelijk? Je vermaakt je wel.”
Ik heb mijn andere ouders ontmoet, vertelt Ronardo. Wat handig! Echt handig! Caine gebruikt dat soort mensen wel die echt op hem lijken… Je wilt me niet vertellen waar die wereld is? Ik ben zo niet hoor, ik kan wel een lijk toveren dat op me lijkt. Ik weet niet of er Amberieten zijn die echt kwaadaardig zijn.
Heb je nieuwe dingen ontdekt met die enge griezels?
Nee, ik heb een eigen wereld gevonden en hij vertelt.
Hier gaat het ook goed, ik ben niet zo ver met mijn onderzoek gekomen, zegt Fiona. Tussenschaduw? Wat weet je daarvan? Ze heeft daar een theorietje over, er zitten soms tussen schaduwen gaten, zoals die toren ja. Overschaduw is moeilijk om te komen. Er moet een ingang zijn, dat heeft te maken met Tir Nan Ocht. Het beste is dat patroon met Flora of Caine te lopen, die weten daar veel van. Het is een beetje moeilijk testen allemaal. Misschien dat niet iedereen dood is, maar nog ergens rond loopt. Misschien Eric ook. Dat alles heeft te maken met Patroon, maar daar heeft ze het nog wel over. Hij is nu troeven van plaatsen aan het maken.
Ze vindt het verhaal over de aliën ruïnes erg interessant.
Hij gaat verder werken aan troeven, eerst die van zijn kamer in Amber. Die komt ook af.

Tegen het einde van de maaltijd komt er een man met hoge hoed op de erker binnen. Verder gaat hij gekleed in een donker pak. Hij ziet er netjes uit, hij heeft vast een dure kleermaker. Hij heeft grijze ogen en donkerblond haar. Zal 1.82 meter zijn en heeft een aristocratische neus.
Ik vertel hem naar wie ik op zoek ben, hij wil weten via wie ik hier kom. De naam Bariman herkent hij niet, wel Delwin van Amber. Hij zegt dat deze hem heeft gezegd dat iemand hem zou komen zoeken. Vriend of vijand, maar een vriend zou de naam Amber gebruiken. Hij wil echter nog meer bewijs. Ik geef hem de schets, nu een doorgelopen zilverig geheel. Hij legt de schets neer en houdt zijn hand er boven. Ik zie dat er weer even de lijntjes van de oorspronkelijke schets. Ik weet niet waar hij gebruik van maakt, maar het voelt voor mij niet helemaal prettig.
Hij vertelt me dat hij echt niets meer weet, ook zijn naam niet. Hij heeft inmiddels gemerkt dat hij dingen kan. Hij zegt ook dat we niet worden afgeluisterd.
Later, als ik wat te drinken voor hem ga halen, zie ik inderdaad dat de erker waar we zitten niet interessant is. Het is zelfs zodanig ‘niet interessant,’ dat ik me even afvraag wat ik er ook alweer te zoeken heb en geneigd ben om de erker links te laten liggen.
Ik vertel hem iets over de familie. De naam Osric zegt hem helemaal niets. Delwin heeft hem gezegd om heel voorzichtig te zijn met alles, om niets te forceren.
Dan gaan we naar buiten. Ik roep Filippien en hij maakt kennis met de valk. Hij betuigt haar veel respect, iets dat Fillipien waardeert. Daarna ga ik naar de stal waar ik mijn paard heb gestald. Hij weet niet of hij paard kan rijden, nadat hij ze heeft gezien, weet hij dat hij dat wel kan. Hij huurt een paard.
We gaan naar zijn pension. Ik wacht buiten terwijl hij zijn bezittingen haalt. Hij komt naar buiten met één gewone koffer en een langwerpige. Ik vermoed dat daar die degen in zit.
Hij neemt me mee naar de haven, alwaar we een veerpont nemen. Door de mist varen we naar een andere wereld. Ik merk daar dat de tijd anders is dan in de stad zonder naam. Hier gaat de tijd iets sneller. William merkt dat ook. Hij noemt deze wereld ‘Avalon.’
Buiten het slaperige havenstadje besluit ik om Benedict te troeven als directe broer van Osric. Het is even heel raar, de wereld en tijd waarin hij is, is totaal anders dan waar ik ben. Daarna stabiliseert het zich en kan ik praten met Benedict. Ik leg hem de situatie uit. Omdat ik twijfel of het goed is voor William om doorgehaald te worden, vraag ik Benedict om bij ons te komen. Deze komt gekleed in een SS pak en een machinegeweer op de rug. William herkent dat meteen als een MP 42, waar iets niet goed aan is. Benedict zit op zijn stokpaardje, hij en William bespreken een poos de voor- en nadelen vaan verschillende machinegeweren en granaten, waarbij Benedict hem zijn voorraad showt.
Osric had geen zoon, volgens Benedict. Alleen een dochter.
“Andrella,” zegt William dan. Dat was zijn moeder. Benedict vertelt dat ze ergens met haar man in een kasteel woonden dat werd aangevallen door rovers. Osric was te laat om haar te redden, heel triest allemaal. Van een kind weet hij echter niets.
William vertelt dat hij dat nog weet, van die overval op het kasteel. Hij was toen nog klein, maar zijn vader en moeder zijn daarbij omgekomen. Zelf is hij toen meegenomen door iemand, denkt hij. Dat zou Osric kunnen zijn geweest.
Benedict heet hem welkom in de familie. Hij doet zelfs een poging om te glimlachen, zijn grimas doet William echter terug deinzen.

Rhexenor en Despil reizen terug naar het dorpje. Volgens de pastoor zal het ritueel in de kerk moeten geschieden, Despil wil dat liever niet. Maar het moet. Die ene beker is de Graal, volgens de pastoor, maar er moet bloed inlopen van de ware zoon van god.
Rhex shapeshift zich zodanig dat er een flinke bodem bloed in de beker komt. Dan zet de pastoor de beker op het altaar. Nu licht alles een beetje op.
Eén van hen moet dan het herderinnetje gaan halen. Dat doet Despil wel. Ze komen pas na 3 kwartier terug, haren door de war.
Het herderinnetje is blij hen te zien, ze moet uit de Graal drinken van de pastoor. Nou, liever niet. Na wat aandringen drinkt ze toch maar.
De wereld om Rhexenor heen verdwijnt, hij en Despil vallen heel lang en uiteindeljk vinden ze zich terug in de slaapkamer van Xena. Zij zelf, een zwartharig meisje met een bleek gezicht, ligt op bed en is erg ziek. Ze opent haar ogen even en bedankt hen. Despil en Rhex blijven tot ze in staat is het bed uit te komen. Ze weet niet wat er gebeurd is. Ze heeft drugs geprobeerd en een bad trip gehad. Rhex vertelt dat Martin het restant door de wc heeft gespoeld. Ze vraagt of hij haar ook heeft laten zoeken en is een beetje teleurgesteld als hij vertelt dat dat Random was. Rhex krijgt een troef van Despil en de troef van Xena, de opgestreken troef die hij eerder van Martin heeft gekregen, mag hij weer terug.
Dan wordt Opa Random wordt getroefd en Despil maakt dat hij weg komt. Aan Random wordt verteld wat er is gebeurd. Hij geeft Martin de schuld van dit alles, iets wat zowel Rhex als Xena tegenspreken.
Rhexenor verteld aan Random dat Martin het zelfde soort bier drinkt als hij. Ook zegt hij dat hij er twee vrouwen tegelijk op na houdt. Dat vindt Random maar een karig aantal, Xena wil het er helemaal niet over hebben.
Onderling ruziën Random en Xena over ‘de beste stad van de wereld’. Random vindt dat Amsterdam dat is, Xena heeft een voorkeur voor Londen.
Rhex troeft Ronardo. Hij heeft iets voor hem in plaats van dat flupzwaard. Hij geeft Ronardo het magische, langer wordende zwaard. Deze is hier wel blij mee.
Rhexenor neemt afscheid van zijn oom en zijn nicht en gaat naar Gérard die verkleed als piraat vaart op een veroverde piratenboot.
Deze is erg blij dat Rhexenor hem komt helpen. Hij leert er van alles, in zeepmasten klimmen, hij wordt gekielhaald, hij moet iedere avond vuistje drukken met Gérard en haaien vangen met een mes. Ze gaan naar een eiland toe waar een piratennest is.
Tot teleurstelling van Gérard had Boromir geen interesse om een poos met hem mee te gaan. Leuk dat Rhexenor dat wel heeft, Gérard wil hem gaan opleiden tot kapitein van Amber. Hij wijst Rhexenor zijn piraten outfit. Er is werkelijk van alles, zelf opblaas papagaaien en houten poten.
In die tijd troeft Rhexenor naar Deirdre. Ze is bezig een leger te trainen. Er is niets te doen echter, misschien gaat ze er Amber mee overvallen. Om koningin te worden. Voor zover ze weet waren ze daar altijd mee bezig, waarom nu niet meer? Verder is Corwin nu al een poosje weg. Weet Rhex niet waar hij is? Hij belooft dat hij gaat proberen om contact op te nemen met Merlijn, via Despil.
Gérard vindt het goed dat Rhexenor contact met Deirdre opgenomen heeft.

Ronardo is bezig met het uitzoeken van het apparaat. Zijn vader is meer bezig met aliën techniek. Het bedrijf is opgezet om ze na te gaan maken. Het bijeffect van die motor is dat je iemands apparatuur kunt lamleggen.
Hij gaat een kijkje nemen bij alle ruïnes. Het was een soort van stad. Het lijkt niet op een mensenstad, de gebouwen zijn erg verspreid. Het geheel is overwoekerd door planten en het doet hem denken aan Inca stijl.
Er is weinig te zien van techniek. Het lijkt het meest een crashschip. Fiona denkt dat ze neergestort zijn met een schip en toen een kolonie begonnen. Later zullen ze zijn opgehaald door een ander schip. Onder de grond zijn tunnels en kamers. Er is een soort 3-d sterrenkaart kamer. Na bestudering van die kaart heeft Ronardo een idee waar er meer van dergelijke ruïnes te vinden zijn. Het is allemaal wel een eindje reizen. Het zou kunnen dat ze ooit op aarde zijn geweest.
Hij maakt de troef van Moira af. Hij neemt ontslag bij de ruimtepolitie.
Hij pakt zijn troef van zijn kamer in Amber. Het werkt een beetje als mensentroeven, of hij door een raam die kamer in kijkt. Hij stapt de kamer in en als hij dat doet verandert de omgeving. Of hij door een deur stapt. Achter hem is niets, nou ja, gewoon de kamer. Er zit macht in de Troef, het is een beetje gerelateerd aan Patroon, niet echt.
Hij vraagt Fiona wat er gebeurt als je jezelf troeft? Ze denkt dat het niet echt mogelijk is, je hebt toch al geestelijk contact met jezelf? Je maakt eigenlijk geestelijk contact met iemand. Ze heeft wel eens een troef kunnen gebruiken zich te bevrijden. Je bent betoverd, gevangen in jezelf en misschien te bevrijden als je getroefd wordt. Eventueel door jezelf. Als je dat verkeerd doet kun je binnenste buiten komen. Ze heeft van tevoren iets in een kaart van zichzelf gedaan om zichzelf te beschermen. Dat werkte toen ze de kaart pakte. Maar voor hij dat gaat doen, moet hij eerst zien volleerd Troevenmaker te worden. Heb je al eens gedacht over troeven van voorwerpen? Eh, ik heb het druk, ik spreek je nog.
Hij gaat een schets maken van het groeiende zwaard. Dat is vrij moeilijk, moeilijker dan een kamer. Hij weet niet precies waarom. Het is heel moeilijk de essentie in te schetsen.
Na een paar uur schetsen krijgt hij honger. Hij gaat naar de eetzaal en vraagt iets te eten aan een jongeman. Het liefst iets Engels. Toast, eggs en salade.
Er komt een man in een keurig pak en stropdas binnen wandelen, hij heeft ringen en ziet er goed verzorgd uit. Bleys komt opgewekt bij Ronardo zitten. “Je hebt niet veel naar mijn lessen geluisterd? Je had wat aan mogen trekken. Je loopt rond in een overal en met blasters. Heb je onder een auto gelegen? Als mijn favoriete neefje moet je er voor zorgen dat je er netjes uitziet. Je hebt me maanden niet getroefd!
Goed, de eigen wereld is wel interessant. Een wereld met een beetje smaak hoop ik? Zonder saai te zijn?“
Wat doe je hier, wil Ronardo weten. Hij was op bezoek. Hij heeft de koning geadviseerd. Hij heeft het heel zwaar, dus heeft Bleys hem tips gegeven, hoe hij met zijn eigen zoon moet omspringen. Het was natuurlijk tegen dovemansoren. Toen hoorde hij dat Ronardo hier was. Is hij nog bezig met die bloedvampierspoken? Even niet. Dus je hebt je met je eigen wereld bezig gehouden? Beetje tijdverspilling. Nou, ik heb troeven gemaakt. Dus je bent niet met de belangrijke dingen bezig, die voor iedereen belangrijk zijn.
Nee, je moet het zelf uitzoeken. Maar ik kan je hulp geven. Dus is er niemand meer mee bezig? Hij heeft een heleboel andere dingen waar hij mee bezig is.
Hij moet de koning adviseren en zaken voor hem uitzoeken. Wat denk je nou dat het allerbelangrijkste is voor Random? Drummen, eten, bier drinken, denkt Ronardo. Ja, dus niet voor Amber. Tijd voor een frisse wind… wie zou jij graag op de troon zien? Ja, dat maakt uit, ook voor jou. Wie vind je nog meer geschikt buiten mij om? Wie zou je kiezen? Voor je het weet zit er een Chaosiet op de troon.
Merlijn lijkt Ronardo niets. Bleys juist wel, is bezig met macht, heel belangrijk. Anderen nemen altijd mijn mening over. Caine misschien, denkt Ronardo.
Een koning moet bezig zijn met de vijand, vertelt Bleys hem. Iemand met stijl natuurlijk. Het paleis heeft een voorbeeldfunctie. Rinaldo, roept Ronardo. Die is al koning van Kashva. En ligt niet lekker als zoon van Brand.
Flora heeft stijl, okay, als ze wil tenminste. Maar ze steunt nu Random. En het is een vrouw, ze houdt niet van vechten…
Caine heeft altijd Eric gesteund en daar is alles mis mee. Nu is hij natuurlijk goed, als dode. Wel heeft hij Amber beschermd.
Bleys zelf denkt nu aan Corwin als koning. Hij is slim, kan goed vechten en is tegen Chaos. Waar is Corwin eigenlijk? Hij denkt dat Random hem uit de weg heeft laten ruimen. Dit kan heel goed een plan van hem zijn. Misschien strooit hij iedereen zand in de ogen met frikadellen en pizza.
Heb je een vriendin? Wil hij dan weten. Ja, op die wereld. Heeft ze stijl, kan ze zich kleden? Hij gaat weer eens, belangrijke zaken. Natuurlijk heeft hij tips met betrekking tot die vampieren. Praat eens met Morwenna, dat is beter dan dat ik alles vertel…. Hij staat op en verdwijnt. Zonder iets van macht.
Ronardo loopt via zijn ring naar zijn kamer, pakt zijn spullen en besluit zich toch wat op te knappen.

Zijn vader heet Jerome. Denkt hij. Hij weet niet of hij broers of zussen heeft.
Ik vraag Benedict om meer te vertellen over Osric en Finndo. Ze hadden meer spullen. Zowel Osric als Finndo waren beiden erg bezig met macht. Osric had ringen en Finndo ook. Allebei zoiets als een Spykard. Ook beiden meerdere soorten wapens, dat vindt hij heel typisch. Misschien als experiment. Osric hield niet echt van zwaarden. Hij had een schild en dat was bijzonder. Het had iets te maken met de afbeelding van die grote boom Yggdrasil. Hij weet niet wat het deed. Finndo had een tweehandig zwaard, maar het kan zijn dat hij een staf had dat een zwaard kon zijn Die staf was bijzonder, het zwaard ook. Er was iets mee. Het was een behoorlijk duister soort staf. Het soort Macht dat erin zou zitten bedoelt hij met duister. Zowel Osric als Finddo waren geheimzinnig met de dingen die ze deden. De vijanden van Amber waren vroeger machtiger. Er zijn er nog maar een paar over die machtig zijn. Ze werden openlijk aangevallen en waren daar veel mee bezig.
Benedict zegt dat ik TNO niet licht moet nemen. Alles heeft een betekenis.
We leggen het uit aan William: het is een stad die in de nacht als maanspiegeling boven Amber verschijnt. Het is een paleis met Patroon. Er lopen dingen door elkaar, vooral qua tijd. Je kunt jezelf er tegen komen uit een andere tijd. Je kunt het Patroon ook lopen. Dat mag ik hem nog uitleggen.
Heb je nog gevochten de laatste tijd? Vraagt Benedict me dan. Niet erg veel veel. Hij vind mijn zwaard wel fatsoenlijk. Hij wil dat ik hem wat laat zien. Van wie heb je dat geleerd? Had Julian haast ofzo? Ik hou het verkeerd vast. William houdt niet van zwaarden. Benedict kijkt in zijn koffer en ziet de sabel. William wordt bleek.

Benedict wil ons beter leren vechten. Hij kijkt naar de lucht en er staat een paard. Hij klimt op het paard, wij rijden er achteraan. De omgeving verandert. Dan komen we in een vroeg middeleeuwse wereld met een kasteel waar ze heer Benedict kennen. Hier worden ridders getraind. Hij vindt dat ik een belachelijk zwaard heb, waar ik geen macht in had moeten stoppen. Hij drilt me weken lang tot ik er helemaal gek van word. Hij is erg precies. Hij doet lomp, ik moet een stom pak aan, en mijn haar wegsteken.
William klaagt ook. Toch heeft hij een redeljke aanleg voor vechten. Ik leer om te gaan met het zwaard. En het zodanig gebruiken dat het effectief is. Benedict roept meerdere malen dat ik net zo eigenwijs ben als mijn vader. Wat een zeikerd! Misschien heeft hij wel een beetje gelijk, ik kan wel iets. Met een rok vechten is toch lastiger dan met een broek. Als ik spookvampieren tegenkom, moet ik me kunnen verweren, aldus Benedict. Denk er aan, er is een verschil tussen vechten en jagen. Blijkbaar heeft hij Phillipien ook iets geleerd. Hij lijkt tegen haar gezegd te hebben dat ze heel bijzonder is.

Dan hebben we er allemaal genoeg van. We nemen afscheid van Benedict en William en ik reizen door Schaduw verder richting Amber. Op een wat Franse wereld besluit ik Flora te troeven. Ik vraag haar hoe het er mee is. Het is goed en niet goed. Er broeit iets, er is iets bezig in Amber. Ze denkt het te maken heeft met Corwin die al een poos weg is. Hij had in één van zijn eigen werelden kunnen zitten, maar ze heeft hem er niet gevonden. Normaal zou je toch iets van hem moeten horen, het is niets voor hem om zo lang niets te laten weten Ze denkt dat het iets te maken heeft met Chaos, het is verdacht stil aan die kant.
Het kan natuurlijk zijn dat hij naar een soort van tussenwereld is gegaan. Hij kan iets gedaan hebben waardoor je hem nooit meer terug vindt, misschien heeft hij iets veranderd.
Ik vertel over William en stel voor haar door te halen. Dat wil ze, als ik haar straks even opnieuw wil troeven?
Na diverse pogingen en een halve dag later, krijg ik weer contact. Ze ziet er perfect uit, om door een ringetje te halen. Ze heeft echt verschrikkelijk haar best gedaan.
Ze maakt kennis met William en de arme jongen stottert en bloost. Ze geeft hem zoenen op zijn wang. Zo leuk, zo gezellig. Tante Flora regelt van alles. William heeft een Brits rijbewijs, denkt ze. Uit 1980, het is zijn foto met zijn gezicht.
Ik wordt getroefd door Ronardo, die zegt dat hij van Bleys met mij moet praten over die spoken. Ik haal hem door. Flora is zo blij Ronardo te zien. Ook William wordt voorgesteld. Deze vertelt dat hij zijn geheugen kwijt is. Flora zegt dat hij dat beter niet aan alle familieleden kan zeggen, die maken er misbruik van.
Ook Rhexenor wordt er bij gehaald. Hij ziet er uit als een piraat met een ooglapje.

Drie zoenen van Flora voor Rhex. Oh, was je met Gérard, wat leuk! Zij was ook wel eens mee. Rhexenor wordt voorgesteld aan de kleinzoon van Osric. Interessant hé, dat Rhexenor een zoon is van Nicolas Hendrake. Hij is een zoon van de vijand. Was het leuk in Chaos? De Hendrakes zijn netjes opgevoed. Rhexenor vertelt dat hij nog nooit ziek is geweest.
Flora is benieuwd of hij nu van de vijand is of van de Amber familie.

Morwenna

1 comment:

  1. Oooh drie zoenen van flora ;) haha Gerard met zijn piraten :D

    ReplyDelete

Iets toe te voegen of op te merken? Graag!