Wednesday 1 October 2008

13. Gannesh/ Land van Oz/ Nicolas Hendrake

Deze wereld was voortdurend in een soort van schemering, de planten leken dood en waren van het soort met dikke doorns. Het was hier zo troosteloos. Onze stemmen klonken hier anders, dunner.
De mannen hadden een plan: ik zou gegijzeld worden, zo zouden we het fort binnen komen, daar zou de baas worden gegijzeld en we zouden Benedict erbij halen. Ze zouden mijn handen binden om me erger gegijzeld te doen lijken. Luitenant Harris zouden we laten lopen, die wilde de weg naar zijn huis gaan zoeken.

Op het fort wapperde een vlag met een kruis en sterretjes, een beetje een Amerikaanse burgeroorlog vlag. Het lag in een dal, nergens dekking te zien. Er kwam een lichtflits vanuit het fort. En nog eens. Een aantal keer geknipper. Rexenor zei dat het een signaal was, maar wist niet met welke betekenis.
Toen het geknal begon en de kogels ons weer om de oren vlogen, renden we weg. Achter een paar rotsblokken, een flink uit de buurt van het fort, bespraken we wat te doen. Ik stelde voor om er heen te redden,in paniek omdat zij me probeerden te gijzelen, ik zou het fort worden binnen gehaald en van daaruit kon ik hen troeven via Ronardo’s kaart. Dat plan vonden ze te Dalt.
Na een hoop gehakketak en gedoe haalde Ronardo een olielamp op met zijn handschoen en Rexenor stak deze lamp snel aan. Vervolgens gingen we weer in de richting van het fort. Weer een lichtflits en geknipper van binnenuit het fort. Ronardo mompelde iets over ‘morse’. Rexenor probeerde met de olielamp de signalen te beantwoorden. Blijkbaar deed hij toch iets niet goed, want er werd weer geschoten, de poort ging open en daaruit kwamen zo’n 30 man, compleet met klein kanonnetje.
Het werd tijd om Benedict erbij te halen. Want die 30 man waren niet de enigen, er kwamen nog twee groepen van die grootte aan. Eigenlijk waren we omsingeld.
Benedict nam tien man mee, gewapend met geweren en sabels.
“Liggen!” riep hij toen hij door was. Ik deed meteen wat hij zei. Rexenor ook, maar dat was de bedoeling niet, die werd geacht mee te vechten.
Benedict rende zigzaggend op de groep soldaten met kanon af en maakte er korte metten mee. Ook zijn mannen hadden geen moeite de soldaten uit te schakelen. Ronardo veroorzaakte een lawine, Sean schoot wat met een kruisboog en mijn jurk raakte beschadigd door een knal heel dichtbij.
Toen gaven de nog staande mannen zich over.

Benedict ging naar het fort. Ook daar ontmoette hij weinig tegenstand. Wij gingen er achteraan. We ontmoetten Benedict weer in de commandokamer, alwaar hij de kok had gevangen. Deze wist van niets. Ik bekeek de papieren. Deze gingen over legers die hier niet waren. Benedict vroeg zich af wat die lui hier deden, die hoorden thuis in een Amerikaanse Burgeroorlog. De kok vertelde zenuwachtig dat ze hierheen waren gehaald door een meneer met een jas aan en een hoed op. Diens gezicht was niet te zien.
Uiteindelijk hadden ze de commandant te pakken. Benedict zei dat hij het nu weer aan ons zou overlaten en sommeerde zijn mannen weer weg te gaan. Deze waren wat teleurgesteld, het was hier best leuk, ze hadden nu tenminste wat te doen.

Commandant Heineman was een oudere man met een grijze snor. Hij vroeg of wij de overgave accepteerden en of we eten en drinken konden regelen. Rexenor schudde de overvloed uit de hoorn.
Deze wereld was er één waar de zon nooit opkwam. Hij wilde niets liever dan naar huis. Van hun opdrachtgever hadden ze de opdracht gekregen het fort en de grot te bewaken. De ruïnes waren gevaarlijk, iets van een doolhof had hij er niet gezien. Een meisje met groen haar trouwens ook niet, wel een vrouw met kort blond haar en blauwe ogen, gekleed in een raar uniform. Zwart, met punten aan de knieën en schouders. Ze had een puntig zwaard. Zij had die bewaak opdracht gegeven. Haar zwaard was zoiets als dat van Rexenor, maar dan zwart in plaats van rood.
Over de man wist hij te vertellen dat deze in het zwart gekleed was, groot en breed, zwarte hoed, gezicht niet te zien.
Toen ze gehaald werden, liepen ze in een indianengebied. Ze kwamen hier uit via een grot.

Het fort was splinternieuw. De muren voelde vies aan, alsof het iets te maken had met Chaos. Dit moest gebouwd zijn met behulp van Logrus.

Rexenor ging in een kamertje apart om met de Phoenix te kunnen praten. De Phoenix dacht niet dat Moyra hier was, misschien wel geweest.

We gingen met het leger, dat nu voldoende voorraad had, naar de grot waardoor ze op deze wereld aan waren gekomen. Daar troffen we ook Luitenant Harris. Inderdaad was er ook in deze grot een tekening van een poort, met tekens. Deze was niet moeilijk te activeren, één van ons zou dat ook nog gelukt zijn. We hebben alle soldaten weer naar huis laten gaan.

Rexenor zei dat hij zou proberen naar Moyra te gaan snuffelen. En hij veranderde zijn gezicht in dat van een soort hond en begon over de grond de snuffelen. Het was echter heel moeilijk om de geur van Moyra eruit te pikken, het was hier vol met geuren. Hij werd dus al snel weer normaal.
Verder was het heel waarschijnlijk dat Moyra niet door deze poort was gekomen, maar door de andere, waar wij uit waren gekomen.
Rexenor zei dat het handig zou zijn iets persoonlijks van Moyra te hebben. Sean maakte contact met zijn mamma en even later kreeg hij van haar een kussentje. Fluweel met de afbeelding van een kroontje. Hij gaf het aan Rexenor die er even aan rook.

Anderhalve dag later kwamen we aan bij ‘onze’ poort. Rexenor veranderde weer, nu in een soort wolf, en rook de geur van Moyra. Die ging hij volgen, helemaal tot aan het fort. Daar leek het spoor op te houden.
Misschien was het fort wel gebouwd op een doorgang. Sean weefde een soort web in de lucht en dat verdween in de grond. Daar zou magie zijn.
We vonden een luik dat naar de kelder leidde. Het duurde even voor we in een rare grot uitkwamen waar ook een getekende boog met tekens te zien was.
Rexenor werd zichzelf, hoewel… hij leek meer op zijn broer. Als hij die had. Hij vertelde dat de beide andere geuren, die met Moyra mee waren, ook iets bekends hadden. Het deed hem denken aan zijn vader.

Deze poort gaf toegang tot een bos, waar we de vogeltjes hoorden fluiten. We zagen af en toe een pixie of een voorbij vliegende fairy. We stonden op een pad… met gele stenen. Dat deed me denken aan het sprookje van Dorothy in het land van Oz. “Follow the yellow brick road to Emerald City”

En waarom ook niet. We volgden de weg. Bij een kruispunt stond een grote wegwijzer steen en daarop zat Humpty Dumpty, een ei met armpjes en beentjes.

Humpty Dumpty sat on a wall.
Humpty Dumpty had a great fall.
All the king's horses and all the king's men
Cannot put Humpty Dumpty together again

Dit was nu echt zo’n blij. Niet bijster intelligent. Was moe en gaan zitten. Hij wist van een doolhof in het kasteel, de richting stond aangegeven op deze steen. Hij boog zich voorover om te kijken, viel en brak in duizend stukjes. Voor we het wisten waren we omringd door een heleboel troepen, die allemaal kwamen om Humpty bij elkaar te vegen. Dit was al de zoveelste keer dat dit gebeurde, zijn moeder zou dit niet leuk vinden. De persoon die ons dit vertelde was trouwens de koning en stond erop dat we hem aanspraken met “Uwe Majesteit.” Hij en zijn troepen waren trouwens plat. Als speelkaarten. Ze hadden geen groenharig meisje gezien, misschien dat Humpty haar gezien had?
Intussen waren alle scherven bij elkaar geveegd en vertrokken ze weer. We hoorden hoe een paar van de scherven aan het protesteren waren. De koning vertelde dat er in dit land ook een heks was, die je betoverde, dat hij een kasteel had, dat het kasteel waar we heen op weg waren, dat van de tovenaar van Oz was, dat er een aardige blauwe fee was en dat je kans had een houten jongetje, Pinokkio, tegen te komen. Ronardo grinnikte even… “He does wear a string!”

Verder maar weer. We kwamen een vent van blik tegen die wilde weten hoe, wat en waarom. Toen we zeiden op zoek te zijn naar een vriendin, liet hij ons verder gaan. De slappe strooien vogelverschrikker, onze volgende ontmoeting, wilde met ons mee. We wisten hem af te poeieren.
Toen, zomaar op de gele weg, een fontein. Waar we niet langs kwamen, het leek of we steeds gespiegeld werden. Sean blies de fontein op en we konden verder.
Een bankje met drie lui. Drie broers, twee sip en één blij. Een ezeltje dat graasde in het gras, Twee broers hadden hun geld verbrast en de derde had altijd mazzel. De derde broer spreidde een kleedje uit op het gras dat meteen vol stond met boterhammen en thee. We lieten het ons goed smaken. Rexenor vulde de maaltijd nog wat aan met behulp van zijn hoorn.
Ze hadden geen meisje met groen haar gezien. Wel één met blond haar, dat op weg was naar het kasteel van de tovenaar. Ten afscheid kregen we ieder een gouden munt, waarvan het ezeltje er net een heleboel uitgepoept had.

Voor ons uit zagen we het kasteel. Het was groot met een enorme zwarte toren die tot in de wolken reikte. We kwamen aan bij de poort met een gezicht dat vroeg:
“Wie is daar?” In foute antwoorden trapte de poort niet, dan noemde hij je een ‘leugenaar’. Nadat hij onze namen had goedgekeurd, liet hij ons toe. We kwamen op een groot kasteelplein, met een wenteltrap naar boven. Een diepe zware stem brulde:
DE TOVENAAR WIL NIET GESTOORD WORDEN!!! Tja, daar hadden wij geen boodschap aan, dus we gingen de wenteltrap op.

Een uurtje later kwamen we aan in een grote hal waar een boos kijkend gezicht hing.
WIE STOORT MIJ!!! Kan het een beetje zachter, vroeg iemand en inderdaad, de stem werd wat zachter.
Toen zagen we een klein hondje, dat een gordijn opentrok en daarachter zat hij dan: de tovenaar van Oz achter een groot apparaat. Hij keek erg beteuterd dat zijn geheim op deze manier openbaar werd gemaakt. De tovenaar was een klein, 1 meter 60, kaal mannetje die de rol van tovenaar maar op zich had genomen. Hij had een ballon gemaakt op zijn eigen wereld (rond 1950), kwam daarmee terecht in een storm en is hier terecht gekomen. Het kasteel was leeg toen hij zijn intrek nam.
Het doolhof was achter het kasteel, maar daar zat niemand in vast. Dan had hij het geweten. De vrouw met het korte blonde haar was regelrecht naar die doolhof gegaan, maar ze was wel via de poort gegaan, zodat de tovenaar haar naam wist: Gilva.
Ze was daar nu al een uur of zes, dacht hij en was aan het klooien met valstrikken.
Hij zou proberen om Moyra te vinden met zijn grote verrekijker. Hij keek ermee in zijn doolhof en zag daar hoe Gilva nog steeds bezig was er één grote val van te maken. Zo te zien had ze net een demon opgeroepen en was ze nu bezig een meisje van klei te maken dat best veel leek op Moyra.
Daarna keek de tovenaar in de andere doolhoven, maar daar was ze ook niet. Niet in dat van de heks, van de koning en ook niet in dat van de elfenkoning.
Er restte nog één mogelijkheid: de tovenaar kon wel controleren of er een meisje met groen haar geweest was in dit land. Hij wilde weten waar ze binnen gekomen was en wij vertelden van de boog. Even later zag hij haar: ze was hier inderdaad aangekomen met de vrouwelijke ridder en een geheimzinnige vreemdeling. Ze waren bij het kruispunt naar het westen gegaan en daar van het pad verdwenen. Moyra leek erg verdwaasd te zijn en dit was een paar dagen geleden gebeurd.

Ronardo vroeg aan de tovenaar of hij het stil wilde houden voor Gilva dat we hier waren. We namen afscheid en we gingen terug naar het kruispunt. Daar zat Humpty Dumpty weer. Alle stukjes waren zorgvuldig aan elkaar gelijmd. We vroegen hem naar een meisje met groen haar, maar hij herinnerde zich alleen een meisje met blond haar. We hadden de indruk dat Humpty niet zo’n vreselijk goed geheugen had.

We gingen naar het westen, tot het punt waar ze ongeveer verdwenen moesten zijn. We konden niet vinden dat wees op iets van een doorgang. Sean weefde wat magie over de weg, zei dat er heel veel soorten magie hier waren, maar kon niets vinden dat wees op verdwijning ofzo.

Er kwam een klein meisje van een jaar of 12 aangehuppeld. Blond haar, heette Alice. Ze was op zoek naar een konijn met een Horloge. Dat had ze op haar wereld zien rennen en bij het volgen was ze in een boom gevallen en hier terecht gekomen. Ze was gevangen genomen door de koningin, weer vrijgelaten en er waren allemaal pratende theepotten. Best gezellig, ze had een beetje feest vanwege haar onjaardag.
De mensen naar wie wij op zoek waren had ze wel gezien, ze wilde het alleen vertellen als wij wisten waar dat konijn was. We herinnerden ons dat we er een aantal uur geleden één hadden gezien bij het kruispunt. Ze bedankte ons en wees op de plaats waar we stonden, daar waren ze verdwenen. En weg huppelde ze weer.



Met patroon was er niets te zien. Rexenor keek met zijn helm op en zag een mannetje op een boomtak zitten dat zei “Ik ben er niet”. Iets anders zag Rexenor niet.
Ronardo vroeg met wie hij had staan praten en geloofde Rexenor ‘in mezelf’ niet. Vervolgens had Ronardo het zwaar te verduren, steeds weer vielen de eikels toevallig op zijn hoofd en toen hij probeerde in een boom te klimmen, gleed hij er uit.
Rexenor zette weer de helm op en vroeg de kabouters (want er waren er veel meer) of ze Moyra hadden gezien. Ook zij wezen op het midden van de weg.

Ronardo nam contact op met Fiona en legde haar de situatie uit. Zij dacht aan shadow shift met behulp van de Logrus. En als Ronardo te maken had met Chaosieten, was haar dringende advies om vooral vriendelijk te blijven, hij kon beter met ze praten dan vechten.

Fillipien kan normaal door werelden reizen en ze zou ook kunnen traceren waar die lui heen waren gegaan. Normaal gesproken dan, want hier kon ze het niet.

Rexenor nam contact op met zijn moeder. Ze had al veel over hem gehoord via Benedict. Hij vertelde het spoor van zijn vader te hebben geroken. Zij was niet van plan om zijn vader na te trekken, maar ze zou hem vragen een keer contact met Rexenor op te nemen als hij dat echt wilde.

Nu was het mijn beurt om met iemand te praten. Julia dan maar, die wist ook het één en ander van Chaosieten in ieder geval. Zij en Jurt waren nog steeds bezig met die fontein. Hij was nog steeds in de rats over het verzoek van Corwin. Gilva Hendrake kende ze wel, een heel goede vechtersbaas. Merlijn kende haar beter, eigenlijk heel erg goed. Gilva was belangrijk, een opvolger van de troon Hendrake. Ik zei dat Merlijn contact met me had opgenomen en ze vroeg zich af waarom hij dat had gedaan. Nou, ik begon een aardig vermoeden te krijgen nu…. Merlijn beheerste zowel Logrus als Patroon en een hoop magie.
Mensen die konden traceren waar ze heen waren verdwenen waren er maar een paar. Dworkin eventueel, Bleys of Fiona misschien, Julian vanwege de dieren en anders Corwin.

Nu Rexenor de volledige naam wist, nam hij nog eens contact op met Dierdre. Het contact was kort, toen ze die naam hoorde zei ze: “Ik spreek je straks wel.”
Even later kreeg hij troefcontact met zijn vader. Het bleek dat zijn vader een broer was van Gilva en dat hij haar niet toestond dat zijn zoon met haar zou gaan vechten. Dus als Rexenor hem even doorhaalde?

De vader van Rexenor: een grote, brede vent, groot zwart zwaard, uniform en maliën. Kort blond stekeltjeshaar, ziet eruit als 21. Hij stelde zich voor als Nicolas Hendrake. Wij stelden ons ook voor, hij verbaasde zich over het feit dat Llewella een zoon had en dat Ronardo geen rood haar had. Mijn vader mag hij niet zo.

Hij liep met ons mee, richting kasteel. Hij haalde herinneringen op met Rexenor (‘vroeger werd je een demoontje als je boos werd en brak je de boel af’). Rexenor vertelde hoe het nu met hem ging en wat hij allemaal had meegemaakt. De helm herkende hij, die was ooit door een vader voor de zoon gemaakt die niet kon toveren. Jurt struikelde aan de rand van de Hoven en de helm verdween in de Abyss.
De handschoen van Ronardo vond hij maar een vies ding. Dat Rexenor de hoorn had gevonden vond hij geweldig, hij wilde dat Rexenor die aan hem gaf. Wat deze weigerde. Over bepaalde zaken, zoals ‘kun je vliegen’ wilde hij niet praten met ons Amberieten erbij.

Bij het doolhof riep hij Gilva en deze kwam naar ons toe. Nicolas zei haar streng dat hij niet accepteerde dat zij zijn zoon een beetje dwars zat. “Welke?” vroeg ze. “Oh. Ik ben je tante Gilva,” tegen Rexenor. Ze stelde Nicolas en Rexenor voor om ons uit te dagen, drie Chaosieten tegen drie Amberieten. Best eerlijk.

We vroegen haar naar het hoe en waarom van Moyra. Ze probeerde eerst ons wijs te maken dat ze alles zelf had bedacht, later zei ze dat ‘iemand’ haar had gevraagd dit te doen. Ze liep weg, smoesde wat tegen een troefkaart en vroeg ons of we Moyra weer terug wilden. Zo ja, dat kon. Over een week zo ze veilig en ongedeerd in Rebma terug zijn. Ik stelde voor om te ruilen of zo (persoon, informatie) om Moyra eerder terug te krijgen. Blijkbaar vond ze het teveel gedoe om weer als tussenpersoon op te treden, ik kreeg de kaart van Merlijn in mijn handen geduwd. Hij was een beetje boos over het feit dat ik zomaar zijn kaart had gekregen, ik moest hem garanderen deze terug te geven aan Gilva. Dat deed ik. Ik stelde de ruil voor, hij vroeg me hem door te halen en dat deed ik. Meteen toen hij bij ons was, griste hij de kaart uit mijn handen en gaf deze terug aan Gilva. “Je moet niet je kaarten aan iedereen geven,” zei hij boos tegen haar.

We gingen in het kasteel naar een grote kamer om te praten. Merlijn ging op de meeste luxe stoel zitten. Ronardo, Rexenor en Sean stelden zich aan hem voor, hij stelde zich voor als ‘Merlijn van Corwin’. Rexenor zei dat hij sprekend Corwin was, ik zei dat hij ook veel weg had van zijn (volle) broer Jurt. Hij beweerde dat Jurt niet meer dan een halfbroer was.

Ik vroeg hem onder vier ogen te mogen spreken en dat kon. In een andere kamer vertelde ik dat Coral zwanger was van hem. Hij zei dat hij zoiets wel heel waarschijnlijk was. Toen zij patroon liep, heeft ze het aan het patroon overgelaten waarheen ze zou gaan. Het patroon of de Eenhoorn heeft haar gebruikt of liever, misbruikt, en dat heeft het Serpent ook gedaan. Toen heeft iemand haar het juweel gegeven omdat ze nu zowel een hekel heeft aan het Serpent als aan de Eenhoorn.

Daarna gingen we weer terug naar de anderen. Het kwam er op neer dat Merlijn wilde onderzoeken hoe Moyra aan de krachten van de Phoenix was gekomen, hoe die te gebruiken waren en waarom. Ze had geen weet van het onderzoek, dat was heel netjes. Hij wilde haar wel terug geven als we hem op een andere manier informatie konden geven over de Phoenix. We vertelden hem het weinige dat we wisten, maar eigenlijk wist hij dat al.
Rexenor ging in gedachten een gesprek aan met de Phoenix, maar deze liet het aan hem over. Daarna zei Rexenor tegen Merlijn of deze zeker wist dat hij meer wilde weten. Dat wist Merlijn zeker. Dan moest hij zich open stellen, alle magische beschermingen afdoen enzo. Merlijn aarzelde even, maar deed het toch maar, zijn gulzigheid naar meer Macht was nog groter. Nee, we zouden hem niet overvallen. Bij al de spullen die hij afdeed, was ook een soort slangetje, een Frakir. Deze was heel gevaarlijk, een artefact.
Toen hij dat had gedaan, zagen we Rexenor opgloeien, zijn ogen werden rood, er kwamen vlammen van hem af en even later verscheen er de brandende vogel in de ruimte. We voelden een enorme Macht en toen verdween de vogel in Merlijn, die daar niet echt blij mee was. Ook hij gloeide rood op, even later doofde dit weer.


Dit duurde even, toen was Merlijn blijkbaar weer zichzelf, pakte snel zijn spullen weer en haalde tevens Moyra tevoorschijn. Heel even zagen we dat er iets rond haar hoofd draaide, maar dat was snel uit. Ze was erg verrast ons te zien, Merlijn en Gilva kende ze niet.
Merlijn nam afscheid, Gilva ging het doolhof maar eens herstellen, Nicolas nam afscheid van zijn zoon en gaf hem een kaart van zichzelf. Hij vond het jammer dat er niet geknokt was, dit land vond hij vreselijk met al die kabouters. Bij het kruispunt eerder, had hij de net gerepareerde Humpty een duwtje gegeven, zodat deze weer in duizend stukjes was gevallen.
Nicolas liep de deur uit en door het raam zagen we nog net een grote demoon weg vliegen.

Moyra wist echt helemaal van niets. Ze herinnerde zich vaag dat ze in een tuin liep met een grote doolhof, eruit gehaald werd en hier uit kwam. Want ze zou gaan onderhandelen met Dalt. Ze was vreselijk verontwaardig toen ze hoorde dat Vialle dat was gaan doen: “Dat mens!”

Wat nu? Zij en Sean nodigden ons uit om naar Rebma te komen. Verder wilde Moyra in het vervolg meer ‘mee’ doe en macht hebben. Rexenor die de Phoenix langzaam weer bij zich terug voelde komen, wilde naar Amber. We moesten toch eerst naar Amber, zei Moyra, want anders konden we ons niet aanpassen aan de atmosfeer in Rebma. Ik had niets te zoeken in Rebma eigenlijk.
Ik zocht de tovenaar op en vroeg hem of ik kon helpen terug te keren naar zijn eigen wereld. Hij wist niet of hij dat echt wilde. Hij wilde weer een ballon maken en dan zag hij wel hoe het ging. Hij zou het leuk vinden als ik hem nog een keer opzocht. Hij wist trouwens niet wie of wat Oz eigenlijk was.

Rexenor maakte contact met een zeer chagrijnige Random. “Oh, moet ik je nog doorhalen ook? Daar was ik al bang voor. En ook dat zoontje van Fiona? Moyra? Lastig kind. En dat vervelende joch uit Rebma. En Morwenna… nou ja die gaat dan wel.”
We kwamen in zijn werkkamer die bezaaid was met bierblikken, half aangegeten pizza’s en nog meer troep. De koning zelf zag er ongeschoren uit, liep in een vuile kamerjas met vieze slippers. Ik zei hem dat Vialle dit nooit zou goedkeuren als ze dit wist. Daarna liepen we de kamer uit.

Ronardo nam contact op met Dalt. Deze keek erg ongemakkelijk, hij werd niet goed van dat mens. Kon Ronardo er niet voor zorgen dat ze weer terug ging? Ze probeerde hem continu te overtuigen en was al dagenlang aan het praten. Ronardo zei hem dat het niet goed ging met Random alleen en misschien dat dat voor Vialle een reden zou zijn om weer terug te komen.

Tien minuten later was Vialle eruit. Nog steeds blind, want, zo legde ze uit aan Rexenor, zo ben ik geboren, ik weet niet beter.
Wat Dalt betrof: zeer vermoeiend. Aardige jongen, goede bedoelingen, had gewoon een aardige vrouw nodig. En ik heb nog een nichtje…. Ze zei het plagend, maar Moyra pakte dit helemaal verkeerd op en liep boos en met een rood hoofd weg.
Maar als we haar wilden excuseren? Ze liet zich naar haar kamer begeleiden en zei een bediende dat deze haar man moest informeren dat ze weer terug was.

Ronardo en Rexenor vonden Moyra in de tuin. Nog steeds boos, zij had met Dalt zullen onderhandelen. Nu moest ze terug naar Rebma, zou ze opgesloten worden met 7 sloten op haar deur en wij zouden intussen geëerd worden en medailles krijgen omdat we de dochter van de koningin hadden gered. Zij zou er nooit meer weg mogen. Ze moesten haar met rust laten. Even later stelde ze Ronardo voor om een troef van haar te maken, zodat ze thuis weg kon komen. Ronardo zei dat dat minstens een maand zou duren, maar dat vond ze niet erg.
Rexenor gaf haar het kussentje weer terug en ze werd helemaal week: “Mijn lievelingskussentje!”

No comments:

Post a Comment

Iets toe te voegen of op te merken? Graag!