Wednesday 26 November 2008

Kikkers in bed/ Transformers/ Atlantis

Die morgen wordt ik wakker van iets glibberigs in mijn bed. Het is een kikker en ik hoor gegiechel van mijn zoon die “lief hè!” roept. Hij vond mijn ‘eek’ wel grappig.
“Is een beest, voor mamma.” Een eind verderop zijn we buiten bezig geweest gisteren, maar ik kan me niet herinneren in de buurt van de rivier geweest te zijn.
In onze nachtkleding gaan Owen en ik met kikker naar buiten om deze terug te brengen. De werklieden die bezig zijn aan de huizen, staren, waarop ik op mijn schreden terugkeer om me aan te kleden. Ik kom er niet echt achter hoe de kikker in mijn bed komt, lijkt vers uit het water te komen en ik vind geen emmers of iets dergelijks waarin het beest gezeten kan hebben.

We brengen de kikker terug, die gaat springen met zijn vriendjes. Ook Owen springt het water in. Ik vis hem er weer uit en conjuur droge kleding voor hem. Daarna vraag ik Fillipien om Boudicca te gaan halen, ze vliegt weg.
Weer thuis wijst Owen me op een puzzel met een paard: “Beest voor mamma!”
De volgende dag wordt ik weer wakker met iets glibberigs in mijn bed, wederom een kikker. Owen zit er trots bij.
“Beest voor mamma!” Ik begin een vermoeden te krijgen, zeker als hij in de speelkamer opnieuw wijst op de puzzel met het paard. Ik kijk goed naar de kikker en weet dat deze is opgeroepen.
Ik vraag bevestiging aan het kindermeisje. Ze bekijkt Owen en de kikker eens goed, zegt dan dat hij inderdaad de kikker heeft geconjuurd en dat het een paard had moeten zijn.
Ook deze kikker gaat terug naar zijn vriendjes, wat Owen overigens heel gewoon vindt.
Ik troef Mandor met het nieuws. Hij is vreselijk trots op zijn zoon die kan conjuren. Hij vindt het tevens heel normaal dat hij dat soort dingen doet trouwens. Met hem is het goed, aangezien hij ‘nog leeft’. Als ik vraag of hij gevaarlijk bezig is geweest, zegt hij dat dat meevalt.
Ik wil een speeltuintje maken voor Owen. Het kindermeisje conjuurt de materialen en we zetten een schommel in elkaar. Owen vindt de schommel fantastisch, maar hij moet wel hard gaan. Regelmatig gaat hij staan en valt dan van de schommel af. De meeste keren kan ik hem nog net opvangen.
Owen is een tikje onbesuisd als het om klimmen en schommelen gaat. Het klimmen op het klimrek gaat moeizaam, hij gaat het als het ware te lijf. Hij vindt het geweldig om met een bal te spelen, het personeel doet graag mee.
Op een dag komt Mandor weer terug, op dezelfde dag dat Boudicca weer terug is en ik aan het rijden ben tijdens Owens middagdutje. Hij troeft me verontwaardigd.
Ik ga zo snel mogelijk terug naar het fort.
Mandor is in de zitkamer met Owen op zijn knie en leest voor. Een boek over ‘het kleine demoontje.’ Er vallen veel slachtoffers met veel bloed. Owen vind het geweldig. Het demoontje wordt opgeroepen door domme mensen, die door hem worden verscheurt en dergelijke.
Mandor is moe, lijkt wat afwezig. Als het boekje uit is en Owen gaat spelen, vraagt hij naar de conjuration van Owen en is hoogst verontwaardigd als blijkt dat ik er verder niet mee gedaan heb.
Hij is erg kribbig, verwijt me niet trots te zijn op onze zoon, talent niet aan te moedigen. Hij doet allerlei moeite om Owen uit te dagen en te prikkelen en ik doe niets. Hij baalt dat hij de eerste keer conjuration heeft gemist, dat is belangrijker dan de eerste stapjes. Hij heeft zijn best gedaan om zo snel mogelijk weer terug te zijn om te ontdekken dat ik geen moeite heb gedaan om onze zoon verder te bekwamen in conjuration. En dat terwijl hij erop vertrouwde dat zijn zoon bij mij in goede handen zou zijn.
“Mijn zoon is een natuurtalent en jij wandelt alleen maar wat met hem! Je besteed veel te weinig aandacht aan hem!”
Owen is verbaasd en onzeker over ons geruzie en kruipt bij Mandor op schoot, die dan niets meer zegt. Uiteindelijk zegt hij te moe te zijn en naar bed te gaan. Hij duwt me Owen in handen.
Als ik ’s avonds naar bed ga, vind ik Mandor in ons bed. Hij is wakker, maar reageert op niets wat ik zeg, ook niet op mijn aanwezigheid. Hij voelt erg koud aan en ik probeer hem te warmen met mijn lichaam. Uiteindelijk valt hij in slaap.
De volgende morgen is hij vroeg op, ziet er tot in de puntjes verzorgd uit. We ontbijten, hij en Owen zijn netjes, ik slordig. Mandor is vreselijk afwezig nog steeds, lijkt niet te horen wat ik zeg, geeft nauwelijks antwoord en valt uit omdat ik me teveel zou bemoeien met hem.
“Moet je niet weg?!”
“Niet zolang jij je zo gedraagt.”
“Wat je maar wilt.” Hij geeft me een groezelige brief aan met hier en daar schroeivlekje. Het betreft een uitnodiging met de aankondiging voor ons verlovingsfeest, veel blabla en ondertekend door Koningin Deirdre en Koningin Dara. Zeer binnenkort, in het kader van de wapenstilstand en dergelijke.
Mary Ann komt binnen, schrikt als ze Mandor ziet, en gaat meteen weer weg. Ik ga haar achterna om te vragen wat er is.
“Meneer heeft nogal een oproeping gedaan of is er nog mee bezig. Misschien is beter hem niet uit zijn concentratie te halen. Als ik het zo zie heeft hij een grote Sluiper opgeroepen en is dat niet lekker gegaan. Dat is een soort Pitfiend, komt uit de Abyss. Is heel slim, heel machtig, die stuur je op iemand af als je die dood wilt hebben. Het kan mis gaan, het is niet erg slim om dat te doen.”
Ik ga weer terug naar de eetkamer.

Rhexenor bevindt zich in een puinhoop. De hyperdrive en het shield zijn kapot, er is geen energie meer. Er worden wat ideeën gespuid. Het komt er op neer het schip op te geven door het op te blazen en naar huis te troeven.
“We kunnen het mee naar huis nemen en reparaties doen,” stelt Rhex voor.” Naar een plaats waar ruimte is en veilig.”
Dat gaat niet door middel van troef. Er is een energiebron nodig. Rhex stemt zich af, de zaadjes die hij bij zich heeft zouden wel eens een energiebron kunnen zijn, net als die andere hier aan boord.
De Feniks is het niet eens met het planten van een zaadje bij de energiebron. Hij merkt ook dat er iets gedaan wordt met levensenergie bij de mechs, het voelt behoorlijk fout. Bij iedere machine is er iets aan het schreeuwen, alsof het uit elkaar wordt getrokken, de energiebron heeft pijn.
“We zijn bezig met een evacuatieplan, waar ben jij? “ vraagt Anastasia.
“Die zaadjes worden gemarteld”, zegt Rhexenor, “ze moeten eruit. Ik vindt de Mechs cool, maar niet die energiebron.”
“Klaag bij je oom zeg!”
Bio-energie is juist handig, daarmee kunnen ze goed morphen. Martelen? Onzin. Hij legt uit dat de Feniks dit niet accepteert en dat ze da last kunnen gaan krijgen van Iolanthe. Anastasia is niet erg onder de indruk.
Dan legt Rhex zijn klacht neer bij Benedict. Deze loopt naar een mech, laat er een lichtgevende cilinder uitkomen en Rhex krijgt hoofdpijn. Het zaadje wordt uit elkaar getrokken. Het zijn planten.
Er moet iets anders zijn. Misschien een levende Invid.
“Zo’n zaadje is een levende Invid,” zegt Benedict, “dat zijn hun kinderen, bij wijze van.”
“Geen wonder dat we worden achterna gezeten!” Rhex bevrijdt die uit zijn mech. In de cilinder zijn twee helften vaan zaadjes die uit elkaar worden getrokken. Hij haalt ze uit het kristal, doet ze tegen elkaar aan en het stopt. Deze gaat ook in de zakdoek. Anastasia is verontwaardigd dat hij zijn mech uitzet.
“Vraag het anders eens aan die Feniks van je. Dan komen we misschien uit de shit.”
Benedict gaat weg, stelt voor dat Rhex mee gaat. Maar hij staat nog steeds onder bevel van Anastasia. Later een keer. Zowel Bleys en Benedict vertrekken en Rhex troeft Random.
Deze is blij om Rhexenor te zien en spreken. Hij weet dat het Invid baby’s zijn. Random ziet het als energiebron, er zijn er zoveel.
“Je zou een jedi kunnen aansluiten.”
“Weet je niet iets dat niet bio is?”
“Dan kunnen ze niet morphen. Maar transformer cores kunnen ook. Nee, dat is niet echt bio…. Eh..nee.”
Wat later haalt Rhexenor Random door, die grote koffer bij zich heeft. Er zit een behoorlijk grote energie in, maar deze is nét niet erg. Hij heeft gloeiende blauwe en rode kubussen in de koffer. Random vertelt dat er wezens zijn die op een planeet leven, een soort robots die tot leven komen. Deze hebben dezelfde soort energie. Deze worden niet gemarteld, maar toegepast. Hij duwt een blauwe kubus in het gat en dan doet de mech het weer.
Rhexenor praat wat met Random, hoort een schuifel achter zich, in plaats van de mech staat nu een robot. Hij heeft vleugels op zijn rug en motoren aan zijn benen.
“Nu heeft hij selfcontrol, net iets voor Amblerash,” zegt Random tevreden.
In een andere mech gaat dan een rode kubus. Ook deze verandert in een robot, die de blauwe aanvalt. Het wordt een puinhoop, ze moeten dekking zoeken, blazen alles op en uiteindelijk schieten ze elkaar overhoop. Het zijn tranformers dus.

“Neem maar weer mee,” zegt Anastasia. “Heb je niks normaals?”
“Dat transformt toch? En je wilt toch nog een SDF 2 en 3 en 4…”
“Misschien moeten we een andere energiebron zoeken,” zegt Rhexenor. Random klapt zijn koffer dicht en gaat.
“Kom je nog langs?” vraagt hij aan Rhexenor.
“Als ik hier klaar ben.”
De boel wordt opgeblazen. Rhex redt nog aan zaadjes wat er te redden valt.
Hij komt weer terug bij Amblerash, ze balen van hun SDF-1 en zijn familie vinden ze vervelend, vooral het ‘grapje’ van Random. Maar ze hebben nog een planeet waar ze aan het vechten zijn met gewone mechs, tegen een ander huis, te weten Huis Tandora. Ze strijden om een wereld. Hij heeft nog wel wat truukjes natuurlijk. Hij vertelt hoe hij het zwaard zover kreeg dat het mee morfde.
Het zijn typische namen die ze voor hun mechs gebruiken. Gladiator, Hellhound en dergelijke.
Hij krijgt een groepje mee en gaan naar ruines van een grote stad, waar ze patrouilleren. Dan komen ze andere mechs tegen en kunnen ze aanvallen. Binnen de kortste keren zijn de anderen aan stukken gehakt, Rhex’ squad is nog heel. Ze vinden het interessant dat hij vecht met een wapen. Hij heeft een soort handschoenen waarmee hij dingen beweegt en een projectiescherm. Hij heeft elektrische handschoenen.
Het is een beetje raar waarom die Amblerashes aan het knokken zijn. Na een paar dagen vraagt hij Anastasia naar het waarom.
“Het is geheim. Anders ga je het weer aan je ooms doorkleppen enzo. Hebben jullie nooit geheimen?” “Ik voorzie jullie met mijn kracht, en ik mag niet eens waarom ik dat doe?”
“Dit is een belangrijke wereld, maar geheim dus. Misschien eens, als we je kunnen vertrouwen dat ik je vertel waarom.”
“Ik ben een Amberiet, dus niet te vertrouwen toch in jullie ogen?”
“Je vecht toch graag? Nou dan! Je kunt ook bij de researchers.” Er wordt wat gepraat over upgraden van mechs. Ze gaan er meer ombouwen. Hij heeft wat ideeën en wordt de volgende dag meegenomen naar een professor Adamski. Ze komen kijken naar de nieuwe test, hij krijgt een donkere bril. Er zijn wat mannetjes met knoppen bezig en metertjes. En hoort een ploef geluid, weg is de stalen plaat.
“Dit is prototype X 504.” Er volgt een enorm ingewikkeld verhaal. ‘Black Death Ray’ gaan ze het noemen, sommigen noemen het liever desintergrator. Er wordt geruzied over labels en programma’s. uiteindelijk wordt het ‘Death Ray X-504’.
Ze vinden de test geslaagd, het bereik is 20 meter. Er wordt flink geluld over resonantie en moleculen. Maar de reversed polaraty werkte, LOL!
Dan wordt er een poos gezeurd over energiebronnen met ene professor Maximus. IP 94 is compact en draait op water. Iets goeds, geen bio en kan niet morphen.
Ze dachten erover om een stukje Logruskern te bouwen. Bij de test vaagde er echter een heel stuk gebouw weg, Logrus is niet erg stabiel. Anti materie dan? Dat heft gewoon andere materie op. En het morft niet.
Het moet voelen alsof jij de mech bent. Oh, dat kunnen we wel maken.
Ze laten een nieuw zwaard zien dat overal dwars doorheen hakt. Hij wil het meenemen, daar zijn ze niet blij mee. Heb je niet liever een schild dan? Van energie? Iets dat je aan je arm kunt zetten?
Nee, hij neemt het zwaard mee. Het is een grijs metaal, drie en een halve meter lang, erg scherp enkan er dwars mee door metalen slaan.

Ronardo en Moyra zijn in een wereld waar ze een mengsel hebben van technologie en magie. Ze hebben apparaten die voor een deel magisch zijn en voor een deel technisch.
“Ik zal je naar zo’n wereld brengen,” zegt Ronardo. “Je kunt niet mee.”
“Dus ik moet een baby krijgen.”
“Je kunt hem snel krijgen. En wat als je moeder erachter komt? Het lijkt me leuk om een kind te krijgen, hij moet wel slim zijn, geen visboer of rijstfarmer worden.”
“Waarom haal je er Rebma bij? Ik wil het nu over mij hebben. Wat wil je zelf? Vertel wat je wilt!” Ze schreeuwt en is nogal overstuur.
“Het lijkt me een handig idee dat je het kind krijgt, ik kom af en toe langs, jij krijgt het kind. Als hij er is, praten we verder.”
“Je moet me tot steun zijn!”
“Moyra, ik wil zo’n wereld zoeken zodat ik verder kan met mijn onderzoek en je kunt niet mee.”
“Nee. Dan ga jij ook maar niet. Het wordt het dus niets tussen ons, fijn is dat. Je laat me in de steek.”
“Ik wil vaak langskomen.”
“Af en toe een weekendje zeker.”
“Ik wil het beste voor jou en wat jij het fijnst zou vinden.”
“Zoek een mooie wereld, met een mooi landhuis, veel personeel. En je moet bij me blijven, mijn handje vasthouden. Voor mijn part richt je daar een lab in. Je kunt me niet op een Death Star zetten.
Ik wil dat mensen voor me zorgen.”
“Dat kan ook ergens anders. Ik wil niets in de buurt hebben dat me afleidt. En hoe snel moet de tijd gaan?”
“Als je bij me bent, snel, als je niet bij me bent, langzaam. Of we kunnen zo’n sprookjeswereld doen. Je hebt toch een tante in zo’n wereld?”
“Nou ja, als je dat wilt. Ik heb liever iets technisch.” Zij denkt dat het alleen schieten is, hij zegt dat hij dat kan regelen.
Zij denkt meer aan een wereld met Feniks, dan wordt het een droomwereld. Ze ruziën over wie de amateur is in werelden verzinnen.
“Wat ben ik dan van je?”
“Mijn vriendin met baby.”
“We kunnen ook naar mijn moeder gaan en alles bekennen. Als het een meisje is en dat is het, is ze troonopvolgster.”
“Hoe gaan we haar dan opvoeden? Als een spoilt bratt of een intelligent kind?”
“Je bent net als je moeder!”
“Helemaal niet, mijn moeder liet mijn zus in de steek, dat zou ik nooit doen.”
“Ik wil geen technologische wereld.”
“Ik wil geen onderwaterwereld. Of het zou iets als Atlantis moeten zijn.”
“Dat is ver weg. Dat lijkt me wel wat, de Feniks zeg dat er zo’n wereld is. Gaan we?” Ze pakt haar spullen.
“Hoeveel bedienden wil je?”
“We gaan er wonen, je neemt er een baan.”
Hij doet zijn ogen dicht op haar verzoek. Ze omhelst hem, hij wordt slaperig en staat in een witte ruimte met Moyra. Zover hij kan kijken is er niets. Hij geeft haar een hand, de wereld flitst voorbij en dan staan ze in een metalen wereld voor een groot raam waar vissen voorbij zwemmen. In de verte komt een grote metalen vis aan die aandokt. Hier wonen Atlantians. Het is een waterplaneet.
“Wat wil je nog meer zien?”
“ Ik moet met Patroon zoeken.”
“Deze moet het zijn,” zegt ze.
Hij wordt wakker en ligt op bed met een triomfantelijk kijkende Moyra.
Ronardo besluit om zich aan haar wil te conformeren. Via de auto reizen ze naar zee, gaan met de boot en dan in onderzeer op de goede wereld. Dit alles kost heel veel tijd.
Dan komen ze in de stad, dat is net zoiets als in een ruimteschip, maar dan onder water. Waarschijnlijk kan het ook als ruimteschip dienen. Natuurlijk hebben ze een ID bij zich, net als geld en kleding en koffers. Ze nemen hun intrek in een deftig appartement. Met een taxi gaan ze daar naar toe. Het is echt luxe, met ramen waar de vissen voorbij zwemmen.

Ronardo heeft de wereld wat versneld. (?)
Het is high tech, de stad draait op fusiegenerators en ze halen stoffen uit zeewater. Goud en zilver en mineralen. Het water dat overblijft gebruiken ze daarvoor.
Ronardo gaat aan het werk bij de scientists. Hij werkt vooral aan movement en vehicles. Hij helpt ze andere soorten uit te vinden. Ze hebben een soort van warp drives, een groot zwaar schip doet een jaar over naar een ander zonnestelsel. Ze vinden iets uit dat wat met massa doet.
Moyra is bezig met vissenkwekerijen. In het begin is ze enthousiast, ze is een keer opgepakt door de politie, ze blijkt in een groepje Greenpeacers ze zitten en wordt dan regelmatig opgepakt. Ze vindt het zo zielig voor die vissen. Ze begin een dikkere buik te krijgen en hij heeft haar al een paar keer uit de bak moeten halen.
“De vissen kijken zo zielig, terwijl ze slim zijn. Ik wil vanaf nu alleen nog maar zeewier eten!”
“Planten hebben ook gevoel. En je moet toch eten?”
“Okay, de Feniks vindt dat je moet eten wanneer je honger hebt. Maar hier buiten ze vissen uit! Ze moeten ze het anders doen, meer als in Rebma! De politie is corrupt, ik heb de agent een klap voor zijn kop gegeven. Heb je die William nog eens getroefd?”
“Nee, en je kunt beter geen politie slaan!”
“Heeft niemand je getroefd? Ze kunnen je gaan missen, weet je?”
“Ze missen me nog niet.”
Niet veel later wordt er toch getroefd door Fiona. Hij zit onderwater, hij vertelt wat hij daar doet.
“Wel interessante projecten?”
“Ik ben massaverkleining aan het doen.”
“Kun je hulp gebruiken?”
“Nee, dank je.”
“Dus ik hoef niet te helpen?”
“Hoe is het met jou?”
“Alles goed, ik ben bezig met een paar projecten, ze staan nog een beetje aan het begin. Zit je daar met Moyra? En hoe gaat dat?”
“Het gaat,” zegt hij.
“Heb je al gehoord dat dat nichtje van jou zich gaat verloven? Met Mandor notabene en nog officieel ook! Dat is toch geen combinatie! Hoe komt ze aan hem? Weet jij dat?”
“Geen idee.”
“Het is een dochter van Julian… dat schijnt dan. Wat weet je hiervan?”
“Ze gaat een verstandhuwelijk aan met Mandor.”
“Waarom vertel je me dan niets?”
“Ik weet het nog maar sinds kort.”
“Mandor is een Sawall! Dat soort dingen hoor ik als laatste. Ik heb net een uitnodiging gehad voor dat feest. Je komt toch wel op het verlovingsfeest, de ceremonie dan?”
“Ik was niet van plan om te gaan.”
“Die Morwenna is toch een vriendin? Er komt niemand als ik het zo hoor, je hebt dus nog geen brief gehad? Mandor Sawall met die Morwenna, wat een onzalige combinatie. Dat zijn monsterlijke kinderen als ze die krijgen!”
“Rhexenor is ook een combinatie. Toch niet zo monsterlijk?”
“Dat bedoel ik niet. Je moet het zelf weten of je er wel of niet heengaat, maar in haar ambitieuze plannen is het belangrijk dat je komt. Het is een raar zaakje, het lijkt wel politiek.
Ik snap niet dat Julian dit goedkeurt, hij is raar bezig de laatste tijd. Ik vind het zielig voor hem zo’n dochter heeft. Ze ziet eruit als een heel gewoon meisje, ik zou dat niet gedacht hebben van haar.
Heb je trouwens plannen met Moyra?”
“Misschien als ze ooit een keertje opgroeit,” zegt hij zuchtend.
“Ze zal nooit veranderen. Hoop maar dat ze niet zwanger wordt, ze kan niets.”
“Ze heeft Feniks.”
“Oh ja? Nog nooit gemerkt. Is ze er goed in?”
“Weet ik niet zo.”
“Wordt het dan niet tijd dat je dat uitzoekt?”
“Ik vind hem vervelend.”
“Je zou wel eens heel erg onder invloed kunnen staan van die Feniks. Dat merk je niet.”
“Ik droom niet raar.”
“Zodra je gekke dingen gaat dromen, meldt het dan. Hij is sterker dan Eenhoorn.”
Hij vertelt dat hij informatie wil over biotechnologie.
“Dat is gaaf, dat is leuk, daar weet ik best veel van. Als je hulp nodig hebt kom ik je meteen helpen!” Hij legt zijn plan uit.
“Dat lijkt mee een leuk projectje. Ik heb nog wel een mapje ergens dat je kunt lenen, dat is allemaal al uitgezocht. Ze rommelt wat in papieren en hij krijgt een mapje. Het betreffende project is afgesloten. Ze hoort het wel als er iets is.
Hij bekijkt de map, hoe je planten manipuleert lijkt niet erg moeilijk te zijn. Jammer dat alles al uitgewerkt is.

No comments:

Post a Comment

Iets toe te voegen of op te merken? Graag!