Thursday 2 October 2008

22. Ruimtepiraten/ Xena/ Rondreis door Corrilane

Ronardo gaat met de trein naar de ruimtehaven. Hij krijgt een chipje in zijn nek, onderhuids, dat is eigenlijk zijn pasje. Ze gaan hem voorstellen aan zijn collega’s en hij gaat in training. Jasja Didjee is de kapitein. Ze is 30 jaar, heeft bruin haar en blauwe ogen. Een andere collega heet Jake Brem, hij is de piloot. Het is een klein mannetje met een snorretje en blond haar. André Fletcher is iemand met een bril en een nerd. Hij is een technicus. Alice Steiner is ook technicus, maar dan voor de motoren. Ze heeft lang, donker haar en is knap. Rudi Rimmer is erg aardig, spontaan en enthousiast. Hij is lang en heeft krullend haar. Hij lijkt op iemand van een tv serie en wordt Ace genoemd. Ace Rimmer…. Zijn uiterlijk en de nam komen Ronardo komen hem bekend voor. Hij krijgt een zwart met zilver uniform aan, en een helm voor gevechten. Hij krijgt een eigen handwapen, een soort laser.
Ace zal hem het schip laten zien. Vanuit de ruimtehaven moet hij een gang door, in de verte is het schip. Een bol met een aantal V’s er doorheen. Aan de achterkant zijn de drives.
Het handwapen is zwart, groot en zwaar. Ze noemen het een blaster. Ronardo heeft er wel eens betere gezien.
Het schip wordt bekeken. Ronardo beseft dat hij niet weet wat Rimmers taak is. Deze zegt ‘van alles’ te doen. Hij wijst op de keuken, daar werkt hij. Ook als schoonmaker, denkt Ronardo.
Hij mag geen pistool, hij is gezakt voor het examen. Er zaten te veel gaten in het plafond. Hij mag alleen schieten in geval van nood. Grote nood…, beseft Ronardo als Ace hem demonstreert hoe een schietkoepel werkt en daarbij een antenne van de ruimtehaven weg schiet. Hij mag trouwens ook niet bij de motoren komen… Eerder was er eens een emmertje sop gevallen….
Hier is de koffieautomaat met koffie, soep en cappucino. Het is beter als Ronardo dat niet zelf doen trouwens, dan gaat het niet goed. Ace is wel erg goed met de koffieautomaat. Bij de andere motoren mag hij wel komen… eigenlijk niet. Maar het lekt nogal eens en dan is hij de enige die hier wel mag komen om het schoon te maken. Dit is de koepel. De slurf zijn hele lange buizen die ze kunnen richten. Het zijn spoelen waar een hele lading balletjes in gaat.

Ronardo krijgt een eigen kamertje. Erg klein, er past alleen een bed in en een stoel. Zelfs geen tafeltje. In de koffiekamer staan wel bureaus. Het hele schip is erg klein.
Ze gaan starten, iedereen gespt zich vast. Daar komt Rimmer aan met de koffie. Dat betekent uitstel van vertrek, want de koffie moet op. De kapotte antenne heeft te maken met een slecht functionerende laser, sust de kapitein het personeel van de ruimtehaven.
Uiteindelijk kunnen ze starten. Het toestel zweeft omhoog, de motoren worden gestart en ze varen uit de atmosfeer. De warpdrive wordt aangezet. Dat geeft een beetje een knippergevoel, meer niet. Rudi Rimmer vrolijkt de boel op, koken en koffie kan hij, maar hij moet met zijn tengels van andere apparaten afblijven. Toch slaagt hij er in om alle wapenfuncties van Ronardo uit te zetten. Een natte poetslap in het paneel blijkt de oorzaak te zijn van het probleem.
Jake, de piloot, is een opschepperig vechtersbaasje. André bonst harder terug. Alice is de boekenwurm. Ze leest een boek over toverij. Ronardo herkent het soort boeken dat zijn moeder leest. Het is geschreven in een heel oude taal. Ze pakt een elektronisch spelletje schaak, gebaart erboven en spreekt wat woorden en dan veranderd het in een damspel. Ze kan magie. Het werkt alleen op technologie, zegt ze, niet op honden ofzo. Ze kan ook de tv op afstand bedienen. Ze is verwonderd dat Ronardo niet verbaasd is, hij zegt dat zijn moeder dat ook kan. Hij is toch het zoontje toch van de minister president… och nee, van ‘hoe heet dat mens’. Die altijd zo loopt te zeveren over alien ruïnes…
Ronardo denkt dat ze echt sorcery gebruikt. Ze haalt de macht ergens vandaan. De ontdekker noemt het ‘techno mancing’ het werkt alleen met technologie. Ze heeft het wel gebruikt om de motoren harder te laten gaan. Ze wordt er alleen erg moe van.

Na een week gaat het alarm af als ze in hun patrouille gebied zijn. Piraten! Iedereen gaat in de riemen, Ronardo aan de wapens. Een ander schip wordt aangevallen door piraten. De piloot gaat op maximumsnelheid er heen. Over de radio worden de piraten gewaarschuwd, dat is verplicht. Een of ander rood stipje komt hun kant op. Ronardo schiet erop met een laser. Het is traag en na een paar minuten is de missile opgeblazen. De piraten gaan weg van het vrachtschip. Ze gaan in de richting van asteroïden. Dan zijn ze uit beeld. Dan duiken ze op achter hen en alles valt uit. Alle systemen vallen uit, zelfs het licht. Ronardo voelt dat het schip door iets wordt geraakt. Hij probeert geestelijk de boel weer aan te krijgen, even gaat de boel aan. Er ontsnapt lucht uit het ruimteschip. Het gaat fout, er wordt een groot gat in het schip geschoten.
Ronardo doet een ruimtepak aan en zoekt naar de raketten. Met handbediening vuurt hij een raket af. Even later gaan de lichten weer aan, er verschijnt schuim in de gaten, de boel wordt automatisch gerepareerd. Er zijn een aantal mensen dood, zoals de kapitein en de piloot. Op het scherm ziet Ronardo brokstukken. In het schip zijn alleen Rimmer en Alice nog over.

Rhexenor begint een reis in demon vorm naar Amber. Hij komt na een aantal werelden in een moeras land. Dan voelt hij gekriebel in zijn hoofd. Random heeft hem even nodig, hij heeft een probleem. Hij trekt hem er door.
“Fijn dat je wilt helpen, loop even mee.” Ze gaan naar de kelder, naar een kamer met drumstel, koelkast en bier. Rhexenor krijgt een biertje. Random vraagt zich af of hij het Rhex zal vertellen. Nu is het echt een probleem. Rhexenor mag er met niemand over praten, zeker niet met Vialle. Stukje pizza? Het heeft iets te maken met Martin. Random heeft een kleindochter. Van Martin, ja, die had een vriendinnetje. De kleindochter heet Xena. Ze is klein, heeft zwart haar, is erg bleek, heeft bruine ogen, is 1 meter 65. Ze is een tiener, nog heel jong. Xena Kaoss noemt ze zich en ze is verdwenen. Het is een aardig meisje, met verkeerde vrienden. Als Rhexenor haar kan vinden? Normaal woont ze op de aarde waar Martin ook is… Rhexenor kent Martin, als hij nu eens met hem gaan praten. Hij is namelijk een beetje boos op Random. En Martin weet niet dat hij weet dat Xena bestaat. Hij heeft altijd een beetje voor haar gezorgd, want dat kan Martin niet. En Rhexenor heeft verteld van die spoken, misschien is er iets met haar gebeurd. Normaal kan hij haar vinden, nu niet. Ze heeft echt verkeerde vrienden.
Rhex belooft te helpen. Op zijn eigen kamer pakt hij de kaart van Martin. Die is weer bezopen, denkt Rhexenor. Hij mag doorkomen. Het is midden in de nacht in London. Martin zit op zijn bed. De kamer is een puinhoop, messen aan de muur, een blik met marihuana, blikken bier en dergelijke. Een van zijn vriendinnen ligt onder de dekens in bed.
Ja, hij heeft een dochter Sientje. Tegenwoordig noemt ze zich Xena. Ze is volwassen, ook al ziet ze er uit als een klein meisje. Ze is bij Chaos opgegroeid. Hij ging toen met een kennis van Mandor. Hij diept uit een schoenendoos een foto van een gothic uitziend meisje op. Zwarte kleding, punk haar en een ringetje door de neus.
Er zijn hier twee vrouwen in huis die Martin ‘schat’ noemen. Hij biedt Rhexenor van alles aan op gebied van snuif en bier. Rhex concentreert zich op de troef van Xena. Martin frist zich op. De troef is niet goed, voelt niet koud.
Martin pakt een strijkplank en strijkt de troef op. Nu werkt ie weer, zegt hij als hij de troef terug geeft. Hij heeft trouwens hetzelfde bier in huis als Random. De pizza is ook al heel herkenbaar. Pitfiend heet het bier. Er zal een boel power in de troef moeten, maar deze kan niet kapot zijn, beweert Martin. Hij heeft deze zelf gemaakt. Dan is ze niet in London. Rhex vertelt van de spoken die achter Amberieten aan zitten. En over de vriendin van Merlijn. Martin zuipt intussen als een ketter en rookt wiet uit Jamaica.
Een vriendin komt de trap af gewankeld, Martin adviseert haar een schone spuit te nemen… Martin heeft veel verstand van Grieken: ze zuipen, snuiven en slaan hun vrouw. Martin denkt dat Rhex namens Random komt. Hij wist niet dat Random wist dat hij een dochter heeft. Hij zal haar even bellen met een zeer modern mobieltje. Hij doet bliep en het plaatje van de troef verschijnt op de telefoon. Geen gehoor, alleen een stom antwoord apparaat. Ze is niet aan de cocaïne, ze is knap, heeft smaak, heeft alleen maar verkeerde vrienden. Wie is haar moeder? Dat gaat Rhex niets aan. Hij mag blijven slapen op de bank. De chips en pizza worden er af geveegd. Er zitten allemaal kruimels in de deken.

De volgende ochtend wordt Rhex wakker van de geur van gebakken eieren en spek. Een blond meisje is aan het opruimen. ‘bloody foreigners..’
In de keuken staat Martin met een pak aan en netjes geschoren… Rhex meurt…. Neem een douche. Hij blijkt onder het hondenkleedje gelegen te hebben. Onder de douche krijgt Rhex gezelschap van een poedelnaakt meisje. Ze vraagt of hij Martins broer is. Rhex weet niet hoe snel hij onder die douche uit moet stappen. Hij ziet wel dat ze allemaal gaatjes in haar arm heeft. Ze heet Janine.
Hij trekt een shirt aan ‘I’m a tourist, Hit me!’. In de keuken zijn er eggs, sausages, baked beans en toast. En genoeg orange juice. Het blonde meisje heet Sandra. Ze is wel eens op Lesbos geweest, daar komen ze graag. Ze houden meer van mannen, maar af en toe een vrouw is ook leuk… Martin moet vandaag werken, hij schopt ze eruit nu. Rhex vertelt dat hij generaal is van 2000 Romeinen in Rome.

Na het ontbijt gaan ze met de metro. Ze kopen geen kaartje, maar springen over poortjes en in de metro. Een mannetje gluurt naar Martin en Rhex. Martin intimideert het mannetje en zegt dat het zijn treinstel is. Het mannetje vertrekt, iemand anders dan ook maar,
Hier in Kings Cross zijn bommen afgestookt. Weer jumpen ze over poortjes. Buiten het station ziet Rhex lelijke zwarte taxi’s en rode bussen. Ze gaan meteen naar de flat. Wil je niet naar Harrods? Nee, naar Xena, zegt Rhex.
Martin is het mobieltje vergeten mee te nemen, maar met even concentreren heeft hij het toch. Weer de voice mail. Bij de winkels boven zijn er dure flats. Martin drukt op een knopje. Geen antwoord. Dan maakt hij de deur open. De lift stopt op de 13e verdieping. Xena’s flat is nummer 66. Martin maakt de deur open en ze komen in een keurig flatje met hardrock posters aan de muur. Er staat een hele dure stereo. Alles is keurig opgeruimd maar leeg. Op het antwoord apparaat staan messages van een paar dagen.
Laten we op het kerkhof kijken, zegt Rhex. Daar gaat ze nooit heen, zegt Martin. En hij gaat niet mee om te zoeken, hij heeft meer te doen. Kijk nog wat rond. Dat doet Rhex. Hij merkt dat er ergens een bekend geurtje hangt in de buurt van de keuken. Hij heeft dat wel eens gehad bij zijn vader, Merlijn, Gilva en dergelijke. Martin ruikt niets. In de vloer vindt hij een paneeltje dat los zit. Hij trekt de plank er uit. Er ligt een zakje met wit poeder. Dat is raar spul, geen goede cocaïne hoor, heel slecht, zegt Martin. Doe dat maar gauw weg. Martin schudt alles in de wc, hij wil niet dat ze wordt opgepakt in bezit van slechte cocaïne. Despil is haar vriend in Chaos.

Rhex pakt de kaart van Nicolas. Deze is erg blij hem weer te zien. Hij ziet er anders uit, wat heb je gedaan. Je lijkt wel kleiner. Zijn moeder schrok niet eens toen ze Rhex zo zag. Dan is ze echt niet goed… Kom eens even door naar Chaos en vertel over het meisje. Hij wordt doorgehaald, hij voelt zich alsof hij binnenste buiten wordt gehaald. Dat is raar. Of hij op een marsmellow vloer staat en het plafond lijkt te leven. Er komen rare vormen voorbij. Hij voelt zich raar.
Ga maar even zitten, zegt Nicolas. Er verschijnt een stoel gemaakt uit botten en schedels. Rhex vertelt van Martin. Nicolas noemt de koning van Amber “de mafkees Random waar we altijd zo om moeten lachen.” Xena Kaoss kent hij wel. Kan goed zijn dat ze weg is, er verdwijnen er zoveel. Wil je wat drinken? Uit de grond verschijnt er een demon die met zware stem zegt: “You rang?” Jawel, Nicolas heeft hem Lurch genoemd. Hij raadt Rhexenor Gargerblaster aan om te drinken. Even later krijgt hij van Lurch twee glazen aangereikt met een rode, walmende en borrelende inhoud. Nicolas drinkt er van en er komt rook uit zijn oren en neus. Dat gebeurt Rhex ook. Zijn tong brandt.
Zijn vader vindt het een interessant verhaal over die geofferde mensen. Amberieten, zei je? Dat klinkt als iemands projectje. Vraag het Mandor eens, die heeft daar veel verstand van.
Rhexenor laat zijn demon vorm zien, dat gaat simpel. Hier kan hij er veel mee. Nicolas is niet onder de indruk, dat kan iedereen hier. Word je zelf weer? Dat is geen enkel probleem zelfs, Rhexenor is zijn echte zelf weer.

Nicolas pakt een pak kaarten met allemaal andere mensen dan op de Amber troeven. Despil wordt getroefd. Even later komt hij door, een jonge man. “Aangenaam kennis te maken, hoogheid.” Despil is troonopvolger ook, een broer van Merlijn. Beetje een etter he, denkt dat hij heel wat is. Rhex zegt dat Xena is verdwenen. Dat gebeurt vaker. Rhex zegt dat ze al lang weg is. Dat is dan een schande voor jullie Amberieten… nou ja, jij niet, zegt Nicolas. Dierdre zou koningin moeten zijn vinden ze, hoewel Despil het gerucht hoorde dat ze niet in orde is. Wat heeft ze? Iets opgelopen in de Abyss?
Despil kan Rhex een keer in contact brengen met Mandor, dat doet dan even pijn. Je moet niets aan Bleys vragen, dat is een verrader. Hij heeft Chaos verraden.
“Aan welke kant sta je?” vraagt Despil.
“Nu geen ruzie zoeken,” zegt Nicolas, “mijn zoon staat onder mijn bescherming.”
Rhexenor zegt dat hij het nog niet weet, hij krijgt nu pas een eerste indruk van Chaos en Amber kent hij beter. Amberieten zijn stiekem, zegt Despil. Kun je vissen in de Abyss? Ze bekijken de helm van Rhex, zeer interessant.
Weet je nog die ene pitfiend die we bijna niet dood kregen… die ligt er ook in. Dat me die pitfiend was een experimentje om een betere demon te maken en dat liep iets uit de hand. Hij wilde de baas spelen. Despil is aardiger dan Nicolas eigenlijk. Jurt is niet thuis, die is met een geheim project bezig. Despil wil helpen met Xena zoeken. Ook hij heeft ook een troefje en staart naar haar. “Oh dit is niet goed,” zegt hij dan.

Na een poosje in het gezelschap van Delwin en Sand valt het op dat ze elkaars zinnen zelfs aanvullen. Op een manier dat ik niet helemaal weet dat zij of waar houdt de ene op en begint de andere. Tja, het zijn Amberieten, en dan nog een tweeling ook.
Delwin zegt dat je als Amberiet keuzes kunt maken of opgedrongen krijgen. Hij heeft er voor gekozen zich op de achtergrond te halen, meer dan Sand, en dan wordt het een gewoonte. Als hij al mensen ontmoet, dan is toch niet echt. Hij is zo paranoïde geworden dat hij werkt met projecties in projecties in dromen. Zelfs dat is te tracen en daar heeft hij ook wat op gevonden. Alleen zijn zus zoekt hij nog wel eens op. Nu heeft hij bedacht een keer te breken met die gewoonte. Ik heb hem indertijd gezien na dat gedoe met Jasra en toen was er ook al iets aan hem, ik denk dat hij er zelfs toen niet echt was.
Hij legt uit dat je op deze manier je een heleboel te weten komt wat je anders niet te weten komt. Hij draagt handschoenen, hij heeft iets afstandelijks, hij heeft continu iets in zijn houding van: hoe kan ik hier weg komen.
Ik vertel over waar ik me mee bezig houdt. Hij vraagt waarom ik me daar mee bezig houd, waarom ik daarvoor gekozen heb. En wat als het gevaarlijk wordt.
Ik vertel over de dood van Cymnea en Faiella.
Delwin vraagt of ik misschien denk of het mogelijk zou zijn om eerder dichterbij Amberieten te vermoorden. Ik denk er even over na en zeg dat ik denk dat er vast een poging gedaan is. Heel lang geleden, vermoed ik, waarschijnlijk al voordat de vrouwen van Oberon werden gedood. Waarschijnlijk zijn ‘ze’ er bij toeval er op gestuit zijn dat vrouwen van Amberieten ook goed waren, denkt Delwin.
Aan de schittering in zijn ogen zie ik dat hij iets weet dat hij niet wil of kan loslaten. Ik vertel van Ronardo die ook iets van een eiland wist. Delwin zegt dat de vermoorde vrouw een vriendin was van iemand die hij kent.

Bij een van zijn omzwervingen heeft hij eens een wereld gevonden waar niet veel was, maar wel een ziekenhuis. Een raar hospitaal met 1 patient en daar lag een jonge man in coma. Het was een rare wereld waar met de tijd was geklooid. Niet versneld maar ten opzichte van Amber erg versneld.
Het leek op een experiment. De man had geen verwondingen en werd daarom ook niet in coma gehouden. Hij werd alleen gevoed en in leven gehouden. Er lag wel stof er was verder niemand. Hij werd in leven gehouden met gecombineerde magie en techniek. Delwin kwam er af en toe terug, maar er veranderde niet echt iets. Hij kreeg het idee dat het daar zwaar beveiligd was, hij kon er zelf ook niet zomaar komen. Er veranderde al die tijd niets, alleen kwamen er dikkere lagen stof. Hij denkt dat die persoon er meer dan 1000 jaar heeft gelegen. Hij heeft geprobeerd hem uit zijn coma te halen, al was het lastig uitzoeken waar alle valstrikken zaten. Hij heeft gepoogd hem bij te brengen en dat is gelukt. In de kast lag ouderwetse kleding, een zilveren sabel met een beetje Amber achtige macht, hij had nauwelijks papieren, maar op een rijbewijs stond een naam: William Osbourne. Hij denkt dat dit een zoon is van Osric. Hij heeft er over doorgedacht. Hij denkt dat Osric daar zijn zoon heeft bewaakt en in coma gebracht, omdat er een poging is geweest de jongen te vermoorden. Nu is William op een wereld waar de tijd wat langzamer aan gaat. Hij denkt dat William een beschadiging heeft in zijn hoofd. Hij schrok zich lam toen hij poogde de sabel terug te geven. Hypnose lukte niet goed, hij heeft een sterke wil waar geen doorkomen aan is. Alles bij elkaar opgeteld zou het goed kunnen dat hij een overlevende is van een poging. Hij kan niet goed met hem praten. Amberieten zijn sterk, er zijn vast nog herinneringen. Misschien als iemand met hem optrekt, dat de jongen zich wat gaat herinneren.
Daarna neemt Delwin afscheid en gaat weg. Sand en ik praten nog wat na. Ze denkt dat Delwin zich nu verantwoordelijk voelt voor William
Osric wist van dat soort occulte dingen, waar ik nu mee bezig ben, vrij veel. Finndo en Osric waren ook een tweeling, en vulden elkaar aan.
Delwin combineert dingen die anderen niet zien. Misschien weet William dus waar zijn vader is.

Ze vraagt of ik wat wil rondreizen hier? Ze heeft een kaart en een gids voor me. Er zijn wat leuke plaatsen. Er is een groene ridder met de rare gewoonte naar zijn buren te reizen en zijn hoofd af te laten hakken. Het kan dus dat er een man naar me toe komt om zijn hoofd af te laten hakken en hij wordt kwaad als je dat niet doet. Verder zijn hier tovenaars, een smid, Wayland die magische wapens kan maken. Dat is een reiziger, een dwerg.
Er is iets gebeurd waardoor magie op de meeste aardes wat minder is. Voor zover ze weet zijn gebroken patronen allemaal een afspiegeling van het Amber patroon. Ik kan het Gebroken Patroon in deze wereld gaan bekijken, als ik het wil lopen, moet ik haar er bij roepen. Ook ‘gewone’ mensen kunnen het lopen; 10 % overleeft het. Het is minder pijnlijk dan de echte Patronen. Je treft ze aan op werelden die onder/ dicht bij Amber liggen. Hoe verder je van Amber gaat, hoe minder daarvan over is. Ze denkt dat Julia er één heeft gelopen. Het is de moeilijkste route die je dan krijgt.
De tovenaars hier weten wel van andere werelden, ze noemen dat dimensies. Ze gaan misschien weer handelen met andere werelden. Ze zijn vrij ruimdenkend.
Ze heeft eens iemand ontmoet die een stukje patroon was. Had een soort van wijnvlek ergens, een stukje patroon. Soms doet het patroon wel eens dingen uit zichzelf. Heel vreemd. Ze weten niet wat daar achter zit. Dat soort dingen kunnen alleen met Patroon zelf. Oberon is iemand die dat soort dingen kan. Dat gaat verder dan advanced Pattern. Niemand die weet hoe hij er in slaagde mensen te dwingen te doen wat hij wilde. Hij had plannen met een tweeling, dus zij waren weg. Ze heeft hem leren kennen als iemand zonder scrupules en reservering, vooral op seksueel gebied. Benedict lijkt niet veel last gehad te hebben van Oberon en Corwin ook niet. En Random op de één of andere manier ook minder. Hij is een heel ander soort koning dan zij. Random is koning van Amber, hij heeft over haar niets te zeggen.

Volgens Ronardo’s pak is de druk in de keuken erg laag, er zit dan ook een groot gat in de vloer en de muur. Als het goed is repareert het zichzelf, maar het gaat niet erg snel. Als het niet snel gaat, moeten ze in de pakken blijven lopen tot de zuurstof in de pakken op is. Ronardo denkt dat hij Patroon kan gebruiken om sneller te laten repareren. Dat lukt ook. Het rode licht gaat uit, gewoon licht aan. Volgens het pak is er druk in de keuken.
Nu is Ronardo kapitein omdat hij altijd in de cockpit zit. Alice heeft meer jaren, Rimmer nog meer, maar ‘Ricardo’ is de baas. Ze gaan uitzoeken of ze het schip weer aan het werken krijgen. In de cockpit zien ze de vreselijk uitziende lijken van Jake en Jasja. Ze hebben speciale zakken om de lijken in te doen. Dan moet hij op een knopje drukken en worden ze vacuüm. Dan kunnen ze de lijken op hun kamer leggen. Jasja was getrouwd, vertelt Rimmer, en de moeder van Jake zal ook niet blij zijn. In de kamer waar de warpdrive is, vinden ze het zwevende lijk van André, er is dwars door zijn ruimtepak heen geschoten. Ook hij wordt opgeborgen.
Alice gaat repareren, Rimmer gaat koffie zetten en Ronardo bekijkt de systemen in de cockpit. Er is bijna geen brandstof, met de ruimtemotoren is het fout, de communicatie is aan gort.
Ronardo zoekt naar een SOS systeem, hij vindt boeien. Maar waarschijnlijk is het niet handig om nu noodsignalen af te vuren in de ruimte zodat iedereen dat ziet.
Alice is bezig met de gewone drives en is vreselijk aan het mopperen. Van de zes motoren werken er nog maar twee en alle brandstof is weg gelekt. Ronardo heeft geen verstand van microjumpdrives, maar hij kan de manual lezen. In de keuken doet hij dat, Rimmer heeft de koffieautomaat gerepareerd. Ze zitten nu net voorbij Mars. Ronardo denkt dat hij over een paar dagen de basisbeginselen onder de knie heeft. Het is een soort van teleport, die steeds kleine stukjes teleporteert.
Alice komt koffie drinken. Ze heeft nog wat brandstof kunnen redden en de generator aan de gang gekregen. De navigatie werkt niet. Rimmer biedt aan er naar te kijken. Ach, het is toch helemaal kapot, dus wat kan er nog mis gaan… hij zal er een manual bij halen en het proberen. Alice begint aan de microjumpdrive.
Inmiddels zijn de pakken niet meer nodig. De zwaartekracht is nu ook een beetje terug. Rimmer schroeft van alles open en af en toe gaat het licht uit.
Na een paar dagen kan Ronardo Alice gaan helpen. Het gaat minder hard, maar ze kunnen de boel aan de gang krijgen. Ronardo weet dat de motor ook een sprong maakt door een ander vlak. Dat was waar zijn vader mee bezig was. Alice heeft een spreuk ontwikkeld waarmee ze dunne glasdraadjes aan elkaar kan laten groeien. Ronardo beveelt haar een aantal uren te gaan rusten.
Rimmer meldt dat iets het doet. Hij heeft een lampje, een rood stipje dat dichter bij komt. Ronardo besluit achter een rotsblok te gaan hangen, de scanner wordt op alleen ontvangen gezet. Het schip komt dichterbij, ze zijn aan het zoeken naar iets. Ronardo kijkt met een camera. Het schip is duidelijk een piraat, een oud omgebouwd vrachtschip met kanonnen. Er zijn mannen bezig buiten die iets naar binnen slepen. Een apparaat ofzo.
Blijkbaar is het apparaat belangrijk. Ze besluiten het schip te achtervolgen en te scannen voorlopig. Alice is ook weer wakker en gaat verder met draadjes repareren. Als de piraat verder beweegt, gaan ze erachteraan. Ze hebben niets in de gaten.
Uiteindelijk dokken de piraten bij een soort basis. Volgens hun computer is dat een onderzoekstation, waar iedereen mag komen.
Zij dokken ook. Het is een ruig mijnbouwstation, gemaakt uit een uitgeholde asteroïde. Ronardo en Rimmer gaan inkopen doen, Ace soep en Ronardo de elektronica. Ook kan hij hier rapporteren aan zijn thuis. Dan krijgt hij zijn baas aan de lijn. Er zijn al eerder rare dingen gebeurd, ze hebben mazzel gehad. Ze zijn eerder schepen kwijt geraakt. Misschien kan hij er achter komen wat voor ding dat is? Misschien hebben niet alle piraten het, want waarom zouden ze anders al die moeite doen het op te komen halen?
Ze sturen geld en ze zullen nog iemand sturen om te helpen. En ga achter die piraten aan, probeer er achter te komen waar hun thuis is.
Uiteindelijk krijgen ze de warpdrive voor 75 % aan de gang en zijn er 4 motoren gerepareerd. Marcel komt zich melden, een man met petje. Een beetje sneaky, vindt Ronardo. Hij regelt dat de lijken worden opgeborgen. Hij kan vliegen, schieten en repareren.
De piraten vertrekken weer, Ronardo en zijn mensen gaan er achteraan. Na een maand of 4 reizen landen de piraten op een maan van Barnard Star. Red Planet is de planeet waar ook de ouders van Ronardo wonen en werken. De planeet heeft een maan: Caladan.

“Dit is niet goed. Wil je mee?” vraagt Despil. Hij is een Sawall, zegt Nicolas duister en dreigt Despil: “Als mijn zoon iets overkomt, gaat de hele familie er aan.” Maar hij mag mee.
Dan staat Rhex in het donker. Despil doet een vlammetje aan zijn duim, Rhex ook. Dan doet Despil iets en heeft dan een brandend lantaarntje. Rhex laat zijn handen branden.
Het is raar dat de troef van een persoon uit komt in een ruimte. Het voelt hier niet pluis. Het voelt beter met Helios in zijn hand. Er is wel een beest ofzo hier. Rhexenor stelt voor het plat te slaan. Dat doen Sawalls niet, laat Despil hem vriendelijk weten. Rhexenor kijkt eens goed met zijn Phoenix power, het monster is er wel en niet. De troeven van Despil werken niet. Rhex wil het monster plat slaan, Despil haalt een stoel uit de lucht, pakt een krantje “Chaos Nieuws” en gaat zitten lezen.
De kop alleen al is zeker 5 meter groot, een enorme bek vol tanden en een slangenstaart. Rhexenor begint te prikken. Er spuit paars bloed uit de wond, die weer dicht trekt. Het monster is boos en erg groot. Rhexenor maakt zijn huid hard. Rhex roept om de spreuk van Despil. Die laat hem weten dat het monster helemaal voor hem is. Het monster wordt dan door Rhexenor bezig gehouden met de ketting waar hij aan ligt. Hij slaat zijn staart af en de staart is nu een aparte slang die ook mee doet. Hij moet de slang helemaal aan pap hakken, dat valt niet mee. Achter op zijn rug ziet hij een rode vlek, daar steekt hij dan in. Hij klimt omhoog met zijn lange nagels het te bereiken. Hij steekt en het monster is dood. Of uit. Deze wond gaat niet dicht.
De krant wordt opgeborgen en Despil komt aangewandeld. Dit monster heeft hij nooit gezien. En morgen wordt het slecht weer, een chaos buitje, dan gaan er weer een paar dood.
De deur is stevig dicht. Voor Despil geen probleem, hij heeft hem zo open. Ze zien een bizar landschap, met een zwevende weg. Lijkt wat op Chaos, zegt Despil. Als je bij hem thuis niet doet of je alles weet, heb je een probleem. Corwin is kwijt, nu hoeven ze Jurt niet uit te leveren. Dat is mooi. De meeste Amberieten zijn niet aardig. Chaosieten waren er het eerst. Er was een verrader die zich nu Dworkin noemt. Van de familie Barimen. Sawall en Hendrake staan het hoogst in aanzien in Chaos. Dworkin heeft een rotsteek uitgehaald, een heleboel Schaduwen gebonden aan een patroon en zo zijn eigen familie van Macht voorzien. Dierdre gaat wel en de enige normale in jullie familie is Brand.
Ze lopen op de weg inmiddels.
“Toen begon de oorlog om de Schaduwen en het Machtsevenwicht.”
Wie er koning wordt van Chaos? Mandor, Despil of Merlijn. Jurt waarschijnlijk niet. Hoe kent Rhexenor? Dat weet hij niet. Misschien vanwege die helm. Teruggeven is niet nodig, hij verliest hem toch maar.
De weg beweegt af en toe een beetje. Er lijkt geen einde aan te komen en af en toe zweeft er een rotsblok voorbij.
Despil zegt dat hij moe is en gaat zitten aan de rand van de weg. Tja, Amberieten zijn sterk. Na een uurtje staat hij weer op. Despil kijkt naar die stenen en Rhex verandert in een gevleugeld wezen. Hij krijgt een klap van een zwevend blok. Het vliegt hier niet echt fijn. De stenen knallen tegen elkaar.
Na een tijdje stenen hoppen zien ze een steen met een kasteel vliegen. Natuurlijk zweven er geen stenen die kant op. Al hoppend proberen ze zo dichtbij mogelijk te komen. Dan vliegt Rhex heel voorzichtig naar het kasteel, Despil teleporteert. Het is een groot kasteel en ziet er uit alsof het uit botten en schedels is gemaakt. Despil noemt het ‘stemmig’. Er loeren rode oogjes uit de ramen. Ze gaan op zoek. Despil legt uit dat Chaosieten niet erg dol zijn op continu van vorm veranderen. Juist het feit dat we er stabiel als mensen uitzien, dat is waar we naar proberen te streven.
Despil tovert de ophaalbrug open. Alsof er een grote mond opengaat waar een tong uit hangt. Het ruikt raar en voelt zacht om er op te lopen. Achter hen valt het ijzeren hek dicht. Ze zijn in een grote donkere ruimte. Rhex maakt licht en ziet een gewelfd plafond. Ze lijken in iemands keel te zijn. Ze lopen over de soppende tong, dan kunnen ze een aantal kanten uit. Naar de maag, naar het hart of de longen. Of naar boven. Rhex zet zijn nagels in de muur om naar boven te klimmen, dat vindt de wand niet leuk. Despil doet geklauwde handschoenen en schoenen aan.
Dan komen ze bij een geribbelde buis uit. Het beweegt en is roze. Is dit een brein? Dat was toch grijs? Hier en daar is het licht. Ze gaan naar voren, proberen naar buiten te komen. Dan komen ze bij een gordijn ofzo. Ze gaan er door, hebben het gevoel te vallen en zitten in een weiland met bloemetjes. Vies weilandje, zegt Despil met afkeer. De troeven werken helemaal niet.
In de verte is een kudde schapen te zien met een blond herderinnetje. Ze heeft een blauwe jurk met een wit japonnetje. Despil krijgt zin iemand te vermoorden. Het meisje is blij hen te zien. Wat leuk, twee jongemannen. Wat willen jullie, seks? Ik heb mijn jurkje zo uit. Nee? Liever met de schapen? Zijn mijn borsten te klein?
In welk land zijn we? Hier, in een weiland. Jullie zijn er en ons dorp. Despil aarzelt, het wordt niet elke dag zo aangeboden. Maar hij gaat toch maar verder met Rhexenor.
Er is inderdaad een dorpje met een kerkje en huisjes. Op het bord staat “Dorpje”. Despil stelt voor het kort en klein te slaan. Op een bankje zit een oud mannetje een pijpje te roken. Lusten jullie niet een stukje gebak? Beiden hebben nu zin om iemand te slaan. Het mannetje heeft een neef en zoon die wat hulp kunnen gebruiken. Dan slaat Rhex de kerel door de bank. Hij krabbelt overeind, zegt dat het niet erg is. Rhex slaat hem helemaal in elkaar. Toeschouwers komen er omheen staan, het mannetje zegt dat het helemaal geen pijn doet. Op het moment dat Rhex zijn zwaard pakt, heeft hij het vallende gevoel. Hij valt ergens bovenop, grote kevers. Hij ligt in een soort van moeras, Despil valt erachteraan.
Despil was bezig met een vuurbal door het kerkje, maar was ineens weg. In de verte horen ze vreemde geluiden en zien zombies. Despil doet zijn vuurbal en de stukken rot vlees vliegen hen om de oren. Ze soppen in de richting van het eilandje over lijken en kevers. Het eilandje is de bovenkant van een kaal hoofd met rotte plekken. Ze gaan omhoog en zitten op een soort schedel. Ze vechten zich door een aantal wandelende lijken en een zombie reus. Na een paar uur komt de zon op en staan ze in een weiland met vlinders en bloemen. Onderweg hebben ze alweer de schapen en de herderin. Rhex is weer Bob, maar dat gelooft ze niet. Dan stellen ze zich voor als prins Despil en prins Rhexenor. Zij heet Sientje. Martins dochter? Die kent ze niet. Ze is herderinnetje. Ze zijn door een troefcontact gestapt, zouden ze zitten in haar droom?

Ik krijg een kamer in het kasteel, luxe ingericht, maar niet overdreven. Ik neem een boek over kruiden mee en val vanzelf in slaap.
De volgende ochtend vertrek ik na het ontbijt. Johannes is mijn gids van 14 jaar. Ik wil het eerst naar een magiërs toren. “Tiberius de Wijze” staat er met grote letters op de deur. Een knechtje doet open. Ik moet eerst vertellen wie ik ben en waar ik over wil praten. Dan kan zijn meester me ontvangen en ik wordt voorgegaan een wenteltrap op en kom in een zitkamer. Johannes mag mee naar de keuken.
Ik krijg thee net als de meester. Deze is kaal, heeft een witte baard en een brilletje. Hij heeft een mantel aan en een wit hemd, een blauw mutsje met gele sterren. Zo oud is ie niet, hooguit en jaar of 40, denk ik. Hij heeft ringen, een hanger en muts en schoenen waar iets mee is.
Hij hoopte dat het zijn naam was die me hierheen zou leiden. Specialiseert zich in Onderzoek; Magische voorwerpen en Verschijnselen en daarmee ontwikkelt hij zichzelf.
Hij voorspelt de toekomst aan de hand van sterren en hemelverschijnselen. Hij heeft mijn komst niet kunnen voorspellen, dat is apart. Ik ben iemand die niet van deze wereld is en wier toekomst ook niet hier ligt. Weet U wat uw ster is? We kunnen naar het dak, zoeken naar wat me het meest aanspreekt en kijken wat zich daar afspeelt. Er spelen zich hier hele veldslagen af, het is onrustig in het teken van de draak.
Ik vraag hem naar Machtwoorden. Sommigen zoeken jaren naar bepaalde woorden en anderen komen er plotseling op. Zelf is hij lang geleden aangevallen door andere tovenaar. Sindsdien heeft hij het Machtwoord ‘disruptie’. Op het moment dat tovenaar spreuk doet, stuur je het in de war.
Ik vertel wat mijn Machtwoorden zijn. Hij verbaast zich over “oeps”, dat zou ik niet kunnen als ik niet ook een andere macht had. Tja, ik ben een Amberiet.
Er is een magiër geweest die kon tijdreizen. Nog niet zo lang geleden is dat veranderd. Die tovenaar is nu pastoor. Die heeft zijn hele roeping niet om als magiër iets met tijdreizen te doen, zijn hele leven is gewist. Sommige mensen hebben een onfrisse belangstelling voor het verleden. Er is hier een opkomende godsdienst. Christendom. Er is iemand geweest die zich heeft laten oppakken, aan het kruis laten hangen en sinds dien een held. De volgelingen willen sterven voor hun godsdienst. Ze hebben nog geen vaste grond gekregen, maar magie werkt minder bij hun dorpjes. Al eeuwen zitten ze in dezelfde situatie, maar de koningin gaat niet in op hun situatie.
Ik leer van hem het echte woord voor Disruptie. Het zorgt voor een verstoring in de omgeving.. Het is niet zo krachtig als iemand geen spreuk doet. Ik moet hem net doen voor de fireball wordt afgevuurd. Machtswoorden zijn handig en nuttig maar niet erg machtig. De eerste de beste tovenaar kan zich er tegen beschermen. Het helpt niet tegen een zich voorbereide tovenaar. In een nieuwe wereld moet ik even mijn machtwoorden repeteren. In een andere wereld zal ik ze moeten aanpassen. Machtwoorden zijn onbeperkt te gebruiken. Het put me uit, maar iemand blijft even liggen. Het zijn woorden die universeel iets betekenen. Net als Schrift dat overal hetzelfde lijkt te zijn. In deze wereld is er een tovenaar Julianus. Dat is een studiebol en niet de meest interessante als magiër. Weinig praktijk, veel theorie. De nerd onder de tovenaars. Julianus droogkloot, wordt hij wel genoemd. Deze weet waarschijnlijk veel van Schrift.

We gaan naar boven. De sterren bewegen een beetje. Ik herken een sterrenpatroon als strijdwagen. Herder, vogel, draak, hangt namelijk recht boven ons. Is er iets met een vogel dat jouw leven raakt? Heb je een bijzondere valk? Dit is een andere vogel, een grotere. Het zouden vlammetjes kunnen zijn. hij ziet de staf van de herder die er over beweegt. Het kan zijn dat het iets met Phoenix te maken heeft en het heeft iets met een schild te maken. Dat komt uit het teken van de boom Yggdrasil. Dat schild beweegt in de richting van de vogel. Ik krijg te maken dat ik beschermd word door een vogel, zoals een herder zijn schapen beschermt. Het kan echter ook zijn dat ik iets moet beschermen.
Ik mag slapen in de logeer kamer.

De volgende ochtend krijg ik een stevig ontbijt. Johannes heeft Hansje onder de tafel gezopen.

Het Gebroken Patroon weet hij niet te vinden, maar hij wil me naar de Beeldentuin brengen. We reizen een paar weken. Ergens in een dorpje krijg ik een halsketting van een verlegen dwerg.
Dan komen we aan bij de Beeldentuin, een hele grote tuin met allemaal beelden. Op de grond zie ik zwart met gouden tegels. Iedereen die in deze tuin wandelt, gaat dood, vertelt Johannes. En anders veranderen ze in steen. Dat verwondert me niets, want dit is duidelijk Patroon. Verderop zie ik een meisje er op lopen en het kind is weg. De heg is het patroon en de tegels zijn de eilanden. Het is verkeerd, het zit scheef.
Ik neem contact op met Sand. Ik vertel haar van het meisje, dat ze kent als een jong heksje, dat geen geduld had. Zelf was ze even met andere zaken bezig, anders had ze misschien geweten waar het kind mee bezig was en het heel misschien kunnen voorkomen.
Ze zegt me Johannes weg te sturen. Ik moet laten wachten in het dorp verderop en hem voor alle zekerheid mijn paard mee geven.
Als ik het Patroon ga lopen, moet ik aan het echte Patroon denken, als geestelijke bescherming. Ik kan er ook voor kiezen het eigen te maken. Het is een alternatieve machtsbron, maar er zit een foutje in. Ik bouw een zwakke plek in, daar kom ik dan achter. Merlijn heeft een hele verzameling gebroken patronen.
Ik stuur Johannes weg, die niet blij is.
Daarna ga ik bij de ingang staan en denk aan het echte patroon. Dat zie ik dan voor mijn geest. He is lang niet zo storend als anders. Het ligt er in feite op bepaalde manier overheen.

Ik ga het gebroken patroon lopen. Het voelt meteen verkeerd, alsof ik iets fout doe. Bij de eerste stap krijg ik een waarschuwing, ik kan er zelfs nog af. Na een aantal stappen hoor ik gegil en gekreun van mensen die pijn hebben, ziek zijn of boos. Ik hoor doodskreten en mensen die kotsen. Verderop hoor ik gehuil en het wordt steeds erger. Bij een punt waar het echte patroon wordt gekruist, voel ik fysieke pijn. Nadat ik dat over gestoken heb sleep ik met mijn been. Het ruikt ook muf als in een amputatie kamer van een ziekenhuis. Weer kom ik bij een kruising en er ontstaat een vreselijke hoofdpijn, een oor doet zeer en met het andere hoor ik niet. De derde kruising is weerzinwekkend. Ik voel me aangeraakt door iets, door puisten en armstompen, ik voel de drek van iemand.
Ik steek weer een kruising over. Ik heb een oog met een grauwsluier, het andere doet het helemaal niet meer. Ik ben vies en zit onder de puisten. De geluiden en de stank worden steeds erger. Bij de één na laatste kruising kan ik bijna niet meer verder door de pijn. Ik mis een arm en de andere is vergroeid. Het is alleen nog maar strompelen, ik heb een aarde smaak in mijn mond, ik voel me een zombie. Dan de laatste kruising. Ik voel me of ik stervende ben. Daarna ben ik in het midden en ik mankeer niets. Dit alles was een nare ervaring. Het Patroon wacht, ik kom uit net na de beeldentuin. Ik heb een beetje idee dat ik iets heb opgelopen, ik hou er een soort van litteken aan over. Als ik mijn hoofd scheef houdt voel ik mijn litteken.
Daarna ga ik in de richting van het dorp, Johannes komt op me toe rennen.

Daarna gaan we Wayland opzoeken. Het land is verdeeld in gebieden die van niemand zijn, er zijn grote stukken woud en landerijen die bij een ridder horen. Sommigen hebben een titel, zoals graaf of baron, afhankelijk van de grootte van hun gevolg. Een aantal van hen zijn lid van de Orde die bij elkaar komen om recht te spreken en dergelijke elk half jaar.
Er zijn ridders waar iets mee is. Niet iedereen in dit land is menselijk. Het fairiebloed kan van alles zijn, zoals wisselkinderen. Ze zijn niet hetzelfde als elfen. Ze weten weinig van de elfen, ze rekenen zichzelf niet tot fairie. Er wonen aardmannen en dergelijke hier.
Na enkele weken komen we bij een heuvelachtig gebied. Daar is een smerig rokend hol waar hamergeluiden vandaan komen. Volgens Johannes is Wayland niet de meest gezellige persoon.

Ik ga de stank in en kom in een grote grot. Een bijzonder harig iemand is heen en weer aan het rennen. Als hij me ziet, wijst hij naar de blaasbalg. Het is een breed iemand, 1 meter 30 hoog. Hij draagt een smerige lendendoek en zweet heel erg. Hij heeft veel haar, nu gelig bruin. Ik denk dat het in gewassen toestand geel zal zijn.
Ik hang aan de blaasbalg. Nadat de dwerg klaar is met een helm mag ik ook stoppen. Hij heeft helderblauwe ogen en kleinere pupillen dan ik zou verwachten in dit schemerdonker. Hij is een smid van weinig woorden. Ik vraag hem wat hij maakt. Ik zou graag een set beschermden armbanden willen hebben.
Hij gaat me voor naar een andere kamer, waar hij een sleeveshield laat zien. Of heb ik liever een soort handschoenen?
Ik wil een soort armbanden, die mijn onderarmen beschermen. Ik betaal met al mijn geld. Dan mag ik gaan uitzoeken welk metaal ik graag wil hebben. Hij wijst naar een hoek. Daar zie ik metalen in allerlei kleuren rood, geel goud, vreselijk zilver en rozig. Het dofgrijze spreekt me het meest aan. Ook heeft hij verschillend blauw metaal. Geen paars en bruin en groen.
Ik wil de armbanden graag uitgevoerd zien in dat dofgrijze metaal. Ik beloof hem te helpen, maar dat is niet voldoende betaling. Ik ga naar buiten en doorzoek mijn zadeltassen. Zoals ik al dacht, vind ik daar het zakje met parels uit Rebma en nog een aantal gouden munten.
Hij pakt de staaf. Het is heel erg licht. Hij heeft een speciaal aambeeld waar iets mee is. Hij maakt het erg dun en dan maakt hij er twee armbanden uit. Dit alles duurt een paar dagen. Johannes en ik eten en overnachten bij hem, ik mag helpen met de blaasbalg.
Dan zijn de armbanden klaar. Hij heeft er iets in gestopt, dit is geen gewoon metaal. Het is mooi afgewerkt, ik kan het dicht klikken en draaien en het is niet per ongeluk te openen. De randen zijn afgerond, ik kan me er niet aan beschadigen. Het is heel glad en er zijn kleine putjes voorzien van glazuur (lijkt het). Of er iets over heen zit. Glazig ofzo. Tijdens het smeden had ik het idee dat het zwaarder werd tijdens bewerken en daarna weer licht.
Ik doe ze om, hij geeft me een hengst met het zwaard op de armbanden en ik voel het niet eens. Er is zelfs geen krasje te zien. Ik zie een rare runeachtige W aan de binnenkant van de armbanden. Dan mag ik weer vertrekken.
In zijn grot heeft hij een heleboel dingen die hij niet goed genoeg vindt. Ik heb daar een prachtig zilverachtig mes voor Johannes gevonden en betaald. Johannes is er erg blij mee.
Dit zijn dof gekleurde armbanden. Met druk voel ik de bobbeltjes, anders voelen ze heel glad.

We gaan terug naar het paleis en overnachten in een herberg. Daar heb ik een droom. Ik loop in een stad waar de mensen maskers dragen. Vanwege een feest? Zoals een gemaskerd bal in Venetië. Ik dans met iemand met bekend voorkomende ogen. Deze duwt me een speelkaart in mijn handen.
De volgende ochtend vind ik de speelkaart naast mijn bed, waarop de afbeelding van een soort van stad. Lijkt het meest op een schets. Het is een rare manier om aan een troefkaart te komen… Delwin.

Ook heb ik nog een draak gezien, een andere tovenaar gesproken, en een paar ridders. Ik ken de wereld nu een beetje. Het spreekt me wel aan.

Morwenna.

No comments:

Post a Comment

Iets toe te voegen of op te merken? Graag!